Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Voorgeschiedenis en feiten
“Het is uitsluitend toegestaan de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' te gebruiken en/of in gebruik te (laten) nemen voor de doeleinden als beschreven in artikel 4.1 indien de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' en als bedoeld in het Landschappelijk inpassingsplan dat als Bijlage 2 bij deze regels is opgenomen, is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden en beheerd.”
“De landschappelijke inpassing dient uitgevoerd te worden conform het van dit besluit onderdeel uitmakende ‘Landschappelijk inpassingsplan [derde-partij] [vestigingsplaats] ’ met projectnummer [nummer 1] en datum 19 augustus 2019.”
“Het is uitsluitend toegestaan de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' te gebruiken en/of in gebruik te (laten) nemen voor de doeleinden als beschreven in artikel 4.1 indien de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' en als bedoeld in het Landschappelijk inpassingsplan dat als Bijlage 2 bij deze regels is opgenomen, is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden en beheerd.”
2.Toepasselijk recht
3.Het beroep tegen het bestreden besluit I
4.Het beroep tegen het bestreden besluit II
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 23 juni 2023 en 13 december 2023, voor zover deze betrekking hebben op (het verzoek tot handhavend optreden tegen) het handelen in strijd met de vergunningvoorschriften;
- herroept de primaire besluiten van 13 december 2022 en 4 juli 2023 voor zover deze betrekking hebben op (het verzoek tot handhavend optreden tegen) het handelen in strijd met de vergunningvoorschriften en wijst de verzoeken van eiseres in zoverre af;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde delen van de besluiten van 23 juni 2023 en 13 december 2023;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 736,- aan eiseres moet vergoeden;
- bepaalt dat het college aan eiseres een vergoeding moet betalen van de proceskosten van € 2.748,-.