ECLI:NL:RBMNE:2013:7614
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis over loondoorbetaling en arbeidsongeschiktheid in het kader van re-integratie
In deze zaak vorderde eiser, een werknemer van CSU Personeel B.V., betaling van loon en vakantiebijslag over de periode van zijn arbeidsongeschiktheid. Eiser was sinds 1 november 2006 in dienst bij CSU Personeel en meldde zich op 9 juli 2009 arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts concludeerde dat hij per 13 juli 2009 zijn werkzaamheden kon hervatten, maar de loondoorbetaling werd gestaakt vanaf 15 december 2009 tot het einde van het dienstverband op 23 augustus 2010. Eiser vorderde onder andere het volledige loon en niet genoten verlofdagen over de periode van 7 juli 2010 tot en met 23 augustus 2010, waarin hij volledig arbeidsongeschikt was geacht.
CSU Personeel voerde verweer en stelde dat de vordering moest worden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser voor een deel toewijsbaar was, met name voor de periode waarin hij volledig arbeidsongeschikt was. De kantonrechter vroeg de Hoge Raad om een prejudiciële beslissing over de reikwijdte van artikel 7:629 lid 3 BW, dat betrekking heeft op de loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid en de verplichtingen van de werknemer om passende arbeid te aanvaarden.
De kantonrechter oordeelde dat CSU Personeel tot betaling van € 3.368,84 bruto aan eiser werd veroordeeld, alsmede € 311,93 bruto voor niet genoten vakantiedagen, beide vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing over de loondoorbetaling voor de periode van 15 december 2009 tot en met 28 januari 2010 werd aangehouden in afwachting van de prejudiciële vraag aan de Hoge Raad.