14.2Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder tot
10 februari 2016 slechts een vermoeden had van de situatie in de woning van eiseres nu de woning van eiseres in de periode van 18 december 2015 tot 10 februari 2016 door verweerder niet is betreden. Eerst op 10 februari 2016, toen de woning van eiseres wel door verweerder is betreden, werd de daadwerkelijke volle omvang van de situatie voor verweerder duidelijk. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de politieagenten op18 december 2015 het raampje in de deur hebben doorgedrukt, laat staan dat zij de situatie in de woning ten volle hebben kunnen beoordelen. Het standpunt van eiseres dat van spoedeisendheid geen sprake is nu verweerder al sinds 18 december 2015 op de hoogte was van de situatie in de woning maar daartegen niet is opgetreden, volgt de rechtbank dus niet. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de ABRvS van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1440. Gelet op het voorgaande en gelet op de ernst en de omvang van de situatie in de woning van eiseres, zoals blijkt uit de door verweerder overgelegde foto’s, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een spoedeisende situatie waardoor verweerder mocht overgaan tot het toepassen van bestuursdwang zonder begunstigingstermijn. De beroepsgrond slaagt niet. 15. Eiseres voert aan dat er gebreken kleven aan de door verweerder afgegeven machtigingen in het kader van het binnentreden in haar woning en het toepassen van bestuursdwang.
16. Ingevolge artikel 5:27, tweede lid, van de Awb is voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het geven van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi).
Ingevolgde artikel 3, tweede lid, van de Awbi is de burgemeester bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden in een woning gelegen binnen zijn gemeente voor andere doeleinden dan strafvordering. Artikel 6 van de Awbi vermeldt welke vormvereisten er aan de inhoud van een machtiging worden gesteld.
Op grond van artikel 8, tweede lid, van de Awbi kan degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, zich door anderen doen vergezellen, voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs is vereist en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt.
17. Ten aanzien van de machtiging van 10 februari 2016 voert eiseres aan dat toezichthouders op 10 februari 2016 ten onrechte zijn gestart met het toepassen van bestuursdwang. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat eiseres op
10 februari 2016 haar spullen op de bodem van een container heeft aangetroffen. De machtiging van 10 februari 2016 is afgegeven door de burgemeester zodat de toezichthouders op 10 februari 2016 uitsluitend tot toezichthouden en niet tot het toepassen van bestuursdwang bevoegd waren, aldus eiseres.
18. De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van binnentreden op 10 februari 2016, opgesteld op 12 april 2016, niet blijkt dat verweerder op 10 februari 2016 is gestart met het toepassen van bestuursdwang. Ook uit de last van 10 februari 2016 volgt dat verweerder pas op 11 februari 2016 is gestart met het toepassen van bestuursdwang. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS, als voorbeeld wordt genoemd de uitspraak van
29 september 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN8597, mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt evenzeer voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Eiseres heeft, anders dan door haar eigen verklaring, niet aannemelijk gemaakt dat verweerder op 10 februari 2016 is gestart met het toepassen van bestuursdwang. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op grond van het proces-verbaal van 12 april 2016 is komen vast te staan dat verweerder op 10 februari 2016 nog geen bestuursdwang heeft toegepast. Er bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de op 10 februari 2016 door de burgemeester afgegeven machtiging.
19. Ten aanzien van de machtigingen van 11 februari 2016 en 15 februari 2016 voert eiseres aan dat verweerder daarop met pen wijzigingen heeft aangebracht hetgeen niet getuigd van een behoorlijk handelend bestuursorgaan. Bovendien zorgen deze wijzigingen er volgens eiseres voor dat verweerder niet kan aantonen of de correctie voor of na ondertekening door het bevoegd gezag heeft plaatsgevonden.
20. De rechtbank stelt vast dat in de machtigingen van 11 februari 2016 en 15 februari 2016 een verwijzing is opgenomen naar een bestuursdwangbesluit van 10 juli 2016, waarbij de maand juli met pen is doorgestreept en is gewijzigd naar februari. Dat op de machtigingen van 11 februari 2016 en 15 februari 2016 wijzigingen met pen zijn aangebracht maakt de machtigingen naar het oordeel van de rechtbank niet ongeldig. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat het een kennelijke verschrijving betreft. Bovendien is ook voor eiseres kenbaar dat het bestuursdwangbesluit, waarnaar verweerder in de machtigingen verwijst, de dagtekening 10 februari 2016 heeft in plaats van 10 juli 2016. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich heeft opgesteld als een onbehoorlijk handelend bestuursorgaan.
21. Eiseres voert aan dat mevrouw [A] (medewerker [afdeling] ) en mevrouw [B] (politie Utrecht) in de machtigingen van 11 februari 2016 en 15 februari 2016 niet specifiek gemachtigd zijn tot binnentreden in haar woning. Mevrouw [A] en mevrouw [B] zijn dus onbevoegd binnengetreden in haar woning. Er was ook helemaal geen reden voor deze personen om de woning te betreden.
22. Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Awbi kan degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, zich door anderen kan doen vergezellen, voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs is vereist en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt. Uit dit artikel volgt dat verweerder een eigen beoordeling mag maken van het nut en de noodzaak om een toezichthouder bij het betreden van plaatsen te laten vergezellen door anderen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij het noodzakelijk vond dat mevrouw [A] van de afdeling [afdeling] bij het binnentreden aanwezig was omdat zij vanuit haar expertise de woonvertrekken kan beoordelen en kan vaststellen in hoeverre de hygiëne en [afdeling] in het geding zijn. Ten aanzien van de aanwezigheid van mevrouw [B] van de politie Utrecht heeft verweerder ter zitting toegelicht dat eiseres op de voicemail van mevrouw [A] heeft ingesproken dat zij niet voornemens was om mee te werken aan de inspectie op 10 februari 2016. Verweerder achtte de aanwezigheid van mevrouw [B] om die reden noodzakelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende toegelicht waarom mevrouw [A] en mevrouw [B] de toezichthouder hebben vergezeld en heeft verweerder in redelijkheid tot deze beslissing kunnen komen.
23. De beroepsgronden gericht tegen de door verweerder afgegeven machtigingen slagen niet. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond dat verweerder op 19 februari 2016 onbevoegd is binnengetreden en onbevoegd is overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang omdat de machtiging van 15 februari 2016 uitsluitend van kracht was tot en met 18 februari 2016, ingetrokken. De rechtbank gaat dan ook niet over tot beoordeling van deze beroepsgrond van eiseres.
24. Eiseres voert verder aan dat het optreden van verweerder bij het binnentreden in haar woning in strijd is met de proportionaliteit en subsidiariteit. Verweerder heeft zich, na drie keer zachtjes kloppen, toegang verschaft tot de woning van eiseres door de voordeur open te breken met een breekijzer en een houten balk. Verweerder had er volgens eiseres voor moeten kiezen om eerst minder verstrekkende maatregelen toe te passen zoals harder kloppen en roepen alvorens over te gaan tot toepassing van het meest verstrekkende alternatief.
25. De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal vast dat verweerder heeft aangebeld en heeft geklopt en gebonkt op de deur van de woning van eiseres alvorens aan de timmerman opdracht is gegeven om het cilinderslot uit te trekken. Vervolgens heeft verweerder de deur met een balk en koevoet verder geopend. Toezichthouder [C] , die op 10 februari 2016 bij het binnentreden van de woning aanwezig was, heeft een en ander ter zitting bevestigd. Ten aanzien van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal verwijst de rechtbank naar hetgeen hierover is overwogen in rechtsoverweging 18 van deze uitspraak. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder bij het binnentreden in de woning in strijd heeft gehandeld met de proportionaliteit en subsidiariteit. De beroepsgrond slaagt niet.
26. Eiseres voert verder aan dat de grondslag voor kostenverhaal voor het toepassen van bestuursdwang ontbreekt nu er gebreken kleven aan de machtigingen die door verweerder zijn afgegeven voor het binnentreden en toepassen van bestuursdwang. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar de uitspraak van de ABRvS van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1440. Eiseres voert verder aan dat haar niets kan worden verweten, omdat zij lijdt aan Spaanse griep en migraine. Bovendien is eiseres geadviseerd om haar woning met liefde en respect op te ruimen, zodat zij wordt geholpen in plaats van wordt uitgeput. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres hier nog aan toegevoegd dat het verhalen van de kosten van bestuursdwang eiseres alleen maar verder de afgrond in helpt. 27. Uit artikel 5:25 van de Awb volgt dat het toepassen van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen. De rechtbank overweegt dat hiervan sprake is indien de overtreder geen verwijt kan worden gemaakt en indien het algemeen belang in grote mate betrokken is bij de ongedaanmaking van de overtreding. Ook andere, bijzondere omstandigheden kunnen het bestuursorgaan nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van
28. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder van kostenverhaal moet afzien. Zoals is overwogen in rechtsoverwegingen 18, 20 en 22 van deze uitspraak kleven er anders dan eiseres stelt geen gebreken aan de machtigingen. Ook de overige door eiseres genoemde omstandigheden, zoals dat eisers lijdt aan migraine, aan de Spaanse griep, dat zij problemen heeft met het leefbaar houden van haar woning en haar gestelde maar niet onderbouwde slechte financiële situatie, vormen naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden op basis waarvan verweerder van kostenverhaal moet afzien. De beroepsgrond slaagt niet.
29. Het beroep van eiseres gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar en tegen bestreden besluit II is niet-ontvankelijk. Het beroep van eiseres gericht tegen bestreden besluit I is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.