Het oordeel van de rechtbank
3. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 24 juni 2021 ten onrechte is uitgegaan van de onderzoeksbevindingen van de hoorzitting d.d. 26 mei 2021 in plaats van eiseres medische situatie ten tijde van de datum in geding (27 april 2020).
4. Uit het rapport van 24 juni 2021 volgt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep er van bewust is dat het onderzoek een jaar na de datum in geding plaatsvindt.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom nadrukkelijk de onderzoeksgegevens van de primaire verzekeringsarts bij haar beoordeling betrokken. Gebeurtenissen die na de datum in geding hebben plaatsgevonden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in de beoordeling betrokken. De rechtbank ziet in het rapport van 24 juni 2021 geen aanknopingspunten dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan van de medische situatie ten tijde van het onderzoek in mei 2021 in plaats van de datum in geding. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Verder voert eiseres aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte beperkingen niet heeft overgenomen uit de beoordeling van de primaire verzekeringsarts. Eiseres meent dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep minder beperkingen heeft aangenomen op basis van het onderzoek dat een jaar na de datum in geding heeft plaatsgevonden.
6. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inderdaad minder beperkingen heeft aangenomen dan de primaire verzekeringsarts. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit ten onrechte heeft gedaan. Zoals overwogen onder 4., heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar onderzoekbevindingen gebaseerd op de medische situatie van eiseres ten tijde van de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 juni 2021 per beperking zorgvuldig gemotiveerd waarom zij afwijkt van de beoordeling van de primaire verzekeringsarts. De rechtbank kan deze uitleg volgen. De rechtbank wijst er op dat het in de bezwaarfase aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep is om opnieuw naar de medische situatie van eiseres ten tijde van de datum in geding te kijken. Dit kan er toe leiden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer of minder beperkingen aanneemt dan de primaire verzekeringsarts. Eiseres heeft tegen de uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep waarom bepaalde beperkingen niet zijn overgenomen inhoudelijk niets aangevoerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Depressie en deadlines en productiepieken
7. Eiseres voert aan dat ten onrechte geen beperking is aangenomen voor deadlines en productiepieken. Eiseres wijst op de Basisinformatie CBBS, waaruit volgens eiseres volgt dat een depressie gepaard gaat met een verminderd vermogen om geconfronteerd te worden met het onherroepelijke van een deadline en die adequaat te hanteren. Volgens eiseres maakt deze beperking haar ongeschikt voor de functie textielproductenmaker.
8. In de rapporten van 24 juni 2021 en 11 januari 2022 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een beperking voor deadlines en productiepieken niet aan de orde is. In het beschreven psychische onderzoek ten tijde van de datum in geding en in de hoorzitting van 26 mei 2021 werden geen afwijkingen bij eiseres geconstateerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet daarin aanleiding om af te wijken van de door de GGZ gestelde diagnose.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd waarom zij afwijkt van de door de GGZ gestelde diagnose depressieve stoornis met matig ernstige tot ernstige klachten. Op pagina acht in het rapport van 24 juni 2021 stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat door de verscheidene inconsistenties in de presentatie en de anamnese er moeilijk een inschatting is te maken van de aard en ernst van de depressieve stoornis. De rechtbank begrijpt niet waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep afwijkt van de beoordeling van de GGZ en concludeert dat er ‘daarom zal worden uitgegaan van lichte tot matig ernstige klachten’, terwijl ze op basis van haar eigen onderzoek stelt dat ze moeilijk een inschatting kan maken van de ernst van de depressieve stoornis. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit motiveringsgebrek te passeren.De geselecteerde functies zouden namelijk niet vervallen als er alsnog een beperking ten aanzien van deadlines en productiepieken zou worden aangenomen vanwege een matig ernstige tot ernstige depressieve stoornis. De geselecteerde functies hebben namelijk geen signalering op die punten. Eiseres is dus niet benadeeld door dit motiveringsgebrek.
Verhoogd persoonlijk risico
10. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte de beperkingen ten aanzien van het verhoogd persoonlijk risico heeft afgezwakt. Verder meent eiseres dat zij aanvullend beperkt is vanwege de diabetes mellitus en de medicatie die ze gebruikt. Eiseres wijst op de Basisinformatie CBBS, waarin staat dat het gevaar voor persoonlijk risico onder andere betrekking heeft op verminderde herstelkansen na een verwonding zoals bij diabetes mellitus.
11. De rechtbank overweegt het volgende. De verzekeringsarts bezwaar en beroep legt in het rapport van 11 januari 2022 uit dat de toegekende beperking niet is afgezwakt, maar slechts anders - minder specifiek – is verwoord door het ‘gevaarlijke situaties’ te noemen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kunnen ‘werken op hoogtes’ en ‘werken op open water’ als gevaarlijke situaties worden gekenmerkt. De verzekeringsarts heeft dus wel degelijk de beperkingen overgenomen die de primaire verzekeringsarts ten aanzien van het verhoogd persoonlijk risico heeft toegekend. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding hoeven te zien om vanwege de diabetes mellitus of het medicatiegebruik aanvullende beperkingen aan te nemen voor een verhoogd persoonlijk risico voor het werken met gereedschap of voorwerpen met een verwondingsrisico zoals naalden of mesjes. Uit de uitspraak van 13 maart 2019 van de CRvBvolgt dat diabetes mellitus niet automatisch leidt tot een beperking voor het werken met machines of gereedschap. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deugdelijk toegelicht dat eiseres niet kan werken in situaties waarbij er significant letsel kan optreden. Het prikken met een naald of kleine snijwondjes vallen niet onder significant letsel en er kan nauwelijks van herstel worden gesproken. Verder concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een dergelijke beperking zich niet verenigd met het feit dat diabetici zichzelf meermaals per dag moeten prikken om de bloedglucosewaarden te bepalen en om insuline te injecteren. De rechtbank vindt deze conclusie niet onbegrijpelijk. De beroepsgrond slaagt niet.
Duurbeperking en avonddiensten
13. Eiseres voert verder aan dat een duurbeperking én een beperking voor avonddiensten moeten worden toegekend vanwege haar slaapproblemen. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar de brief van 15 december 2020 van GGZ Centraal.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in de rapporten van 24 juni 2021 en 11 januari 2022 dat er geen medische indicatie is voor een duurbeperking of een beperking voor avonddiensten vanwege slaapproblemen. Eiseres heeft een inadequate slaaphygiëne, omdat ze overdag in het donker zit en frequent veel alcohol drinkt. Ook heeft eiseres een passieve daginvulling en een onregelmatig eetpatroon. Regelmatige werktijden, een actievere daginvulling, minder alcoholgebruik, een regelmatig eetpatroon en blootstelling aan daglicht kunnen (in)direct bijdragen aan een betere slaapkwaliteit. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is ook bij avonddiensten een normaal dag-nachtritme te hanteren.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder in het rapport van 11 januari 2022 dat er een medische indicatie is om een beperking voor wisselende diensten toe te kennen, vanwege de diabetes mellitus. Deze beperking is alsnog in de functionele mogelijkhedenlijst opgenomen. Omdat dit pas in beroep is gedaan, was het bestreden besluit ook op dit punt gebrekkig. De geselecteerde functies hebben echter ook op dit punt geen signalering. Eiseres is dus ook door dit gebrek niet benadeeld. Dit gebrek kan daarom eveneens worden gepasseerd.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding om te concluderen de verzekeringsarts bezwaar en beroep een duurbeperking en/of beperking voor avonddiensten had moeten toekennen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend toegelicht dat er geen medische grondslag is om deze aanvullende beperkingen toe te wijzen. De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Het is de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van de beschikbare medische informatie de objectiveerbare beperkingen en belastbaarheid vast te stellen.Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd die leidt tot twijfel aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts. Uit de brief van 15 december 2020 kan niet worden afgeleid dat eiseres minder belastbaar is vanwege haar slaapproblemen. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
Toepassing Schattingsbesluit
17. Eiseres voert aan dat de arbeidskundige schatting in de rapportage van 30 mei 2021 niet voldoet aan artikel 9, sub a, van het Schattingsbesluit. Volgens eiseres had de functie textielproductenmaker aan de schatting ten grondslag gelegd moeten worden in plaats van de functie productiemedewerker, omdat met de eerstgenoemde functie per uur dan wel week dan wel maand meer verdiend kan worden.
18. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB dwingt de tekst van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten niet tot selectie van de drie functies die ieder voor zich de hoogste loonwaarde vertegenwoordigen, maar tot een selectie van functies die, zo nodig met verdiscontering van de reductiefactor, resulteert in een zo groot mogelijke resterende verdiencapaciteit per uur.
19. De reductiefactor zorgt ervoor dat als de urenomvang van de geduide functies kleiner is dan de urenomvang van de maatgevende arbeid (in dit geval 37,93 uur per week), met dat verschil rekening wordt gehouden bij het vaststellen van de resterende verdiencapaciteit. De werkwijze daarbij is dat het mediane uurloonvan de geduide functies wordt vermenigvuldigd met een breuk, waarbij de teller wordt bepaald door de urenomvang van die geduide functies en de noemer door de urenomvang van de maatgevende arbeid.Een lagere teller leidt dan dus tot een lagere verdiencapaciteit. De functie textielproductenmaker heeft een urenomvang van 34, terwijl de drie geduide functies een urenomvang van 38 of hoger hebben. Als de functie textielproductenmaker tot de selectie van functies zou behoren, zou de resterende verdiencapaciteit vanwege de verdiscontering van de reductiefactor lager zijn dan de verdiencapaciteit van de drie geduide functies. De beroepsgrond slaagt niet.
Textielproductenmaker als passende functie
21. Volgens eiseres is de functie textielproductenmaker niet passend, omdat er wekelijks deadlines voorkomen in verband moet spoedleveringen aan klanten. Daarnaast wordt volgens eiseres de belastbaarheid overschreden als gevolg van een verhoogd persoonlijk risico vanwege de diabetes mellitus. Ook om die reden is de functie textielproductenmaker volgens eiseres niet passend.
22. Zoals hiervoor overwogen is de functie textielproductenmaker terecht niet aan de schatting ten grondslag gelegd. De gronden tegen deze functie hoeven daarom niet besproken te worden.