Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.UTR 21/2419
2.UTR 21/2523
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de omgevingsvergunning van 21 april 2021;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2022 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor het bouwen en gebruiken van een recreatiewoonboot met berging. De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning was verleend in strijd met artikel 5c van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), omdat de vergunning buiten bestaand stedelijk gebied en buiten een bestaand bouwblok een kleinschalige ontwikkeling mogelijk maakte. De rechtbank had eerder, op 8 november 2021, een tussenuitspraak gedaan waarin verweerder de gelegenheid kreeg om het geconstateerde gebrek in de omgevingsvergunning te herstellen. Dit gebeurde door het aanvragen van een ontheffing van de PRV, die door de gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland werd verleend.
De rechtbank heeft in haar einduitspraak geoordeeld dat de ontheffing in stand kan blijven en dat het gebrek in de omgevingsvergunning is hersteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing is verleend op basis van bijzondere omstandigheden die de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid onevenredig belemmerden. De rechtbank heeft het beroep van de eisers gegrond verklaard, de omgevingsvergunning vernietigd, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde vergunning in stand gelaten. Dit betekent dat de toestemming voor het bouwen en gebruiken van de recreatiewoonboot met berging blijft bestaan. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder de griffierechten aan de eisers moet vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.