Overwegingen
Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Het bestreden besluit
Aan verzoekster is in de last onder dwangsom gelast om de overtreding van artikel 2.17, eerste lid en onder a, van het Activiteitenbesluit te beëindigen en blijvend beëindigd te houden. In dit artikel staat dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op een gevoelig gebouw in de avonduren (19:00 – 23:00) niet meer dan 45 dB(a) mag bedragen.
Naar aanleiding van een klacht heeft het college op 30 mei 2022 een nieuwe geluidsmeting uitgevoerd. Tijdens deze geluidsmeting is geconstateerd dat het maximale toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de avonduren is overschreden met 14 dB(A). Dat betekent volgens het college dat verzoekster niet heeft voldaan aan de last onder dwangsom en een dwangsom heeft verbeurd van € 10.000,-. In het primaire besluit is het college overgegaan tot invordering van de dwangsom.
4. Het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit is ongegrond verklaard. Volgens het college is de opgelegde last onder dwangsom voldoende duidelijk en had verzoekster moeten weten dat de last onder dwangsom betrekking heeft op het gehele perceel aan de [adres] en niet uitsluitend op de noordzijde van dat perceel. Dat betekent dat de dwangsom is verbeurd en het college de dwangsom kan invorderen. Het college ziet in het bezwaarschrift geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college af zou moeten zien van de invordering van de verbeurde dwangsom. Het primaire besluit wordt in stand gelaten.
5. Volgens verzoekster heeft zij de last niet overtreden. De last onder dwangsom heeft alleen betrekking op overschrijding van de geluidsnormen bij het noordelijke deel van de sportschool, daar waar de overtreding bij het opleggen van de last onder dwangsom is geconstateerd en waar de geluidsmeting in augustus 2020 is uitgevoerd. Tijdens de hercontrole is de geluidsmeting uitgevoerd aan de zuidzijde van de sportschool, terwijl de last onder dwangsom volgens verzoekster dus geen betrekking heeft op de zuidzijde. Er is volgens verzoekster daarom geen sprake van een nieuwe overtreding. Dat betekent dat zij ook geen dwangsom heeft verbeurd.
6. Mocht de voorzieningenrechter van oordeel zijn dat er wel sprake is van een nieuwe overtreding, dan stelt verzoekster zich op het standpunt dat er bijzondere omstandigheden zijn waardoor het college van invordering van de verbeurde dwangsom zou moeten afzien. Verzoekster heeft na de geconstateerde overtreding – en binnen de begunstigingstermijn – namelijk maatregelen getroffen aan de noordzijde van de sportschool om een nieuwe overtreding te voorkomen. Na de verbeuring heeft zij bovendien maatregelen getroffen aan de zuidzijde van het pand, zodat het doel van de last inmiddels bereikt is. Ook de financiële situatie van verzoekster is een bijzondere omstandigheid om af te zien van invordering van de verbeurde dwangsom. Verzoekster voert aan dat zij in grote financiële moeilijkheden komt als de dwangsom wordt ingevorderd.
Beoordelingskader
7. Volgens vaste rechtspraakvan de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), moet bij een besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat moet uitgaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Een belanghebbende kan in de procedure tegen de invorderingsbeschikking in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die zij tegen de last onder dwangsom naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan slechts in uitzonderlijke gevallen.
Heeft verzoekster de last overtreden?
8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de last onder dwangsom onherroepelijk is en dat de voorzieningenrechter daarom uitgaat van die last onder dwangsom. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat niet in geschil is dat in de geluidsmeting van 30 mei 2022 een overschrijding van 14 dB(A) van het maximale toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau is geconstateerd aan de zuidzijde van de sportschool van verzoekster. Evenmin is in geschil dat dit in strijd is met artikel 2.17, eerste lid en onder a, van het Activiteitenbesluit. De vraag die voorligt is of verzoekster met deze overschrijding de last onder dwangsom heeft overtreden. De voorzieningenrechter vindt van wel en overweegt hiertoe als volgt.
9. In de last onder dwangsom staat dat het maximale toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van artikel 2.17, eerste lid en onder, van het Activiteitenbesluit in de avonduren is overschreden. Daarom wordt aan verzoekster opgedragen om aan de volgende last te voldoen:
U dient dusdanige maatregelen te treffen op het perceel [adres] in [vestigingsplaats] , waardoor het overtreden van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de avonduren (19:00 – 23:00) wordt beëindigd en beëindigd blijft.
10. Uit die last blijkt niet dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de noord- en zuidzijde van het perceel waar de sportschool staat. De last heeft betrekking op het gehele perceel. Dat betekent dat als ergens in de buurt van het perceel van verzoekster het maximale toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de avonduren opnieuw door verzoekster wordt overschreden, verzoekster een dwangsom verbeurt. Dat de last onder dwangsom is opgelegd naar aanleiding van een klacht over de noordzijde van het perceel maakt dat niet anders. De klacht is namelijk niet de overtreding die geconstateerd is, maar is slechts de aanleiding geweest voor het college om te controleren of verzoekster zich aan de geluidsnormen hield. Het college heeft vervolgens geconstateerd dat dit niet het geval was en heeft verzoekster daarom in de last opgedragen deze geluidsnorm niet meer te overschrijden. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende zijden van het perceel: verzoekster mocht simpelweg de geluidsnormen in de avonduren niet meer overschrijden. Ook een overschrijding van de geluidsnormen aan de zuidzijde van de sportschool kan daarom leiden tot een verbeuring van de dwangsom.
11. Om dezelfde reden is het ook niet voldoende dat verzoekster binnen de begunstigingstermijn maatregelen heeft genomen om nieuwe klachten aan de noordzijde te voorkomen. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster zich als ondernemer in een woonwijk concentreert op het wegnemen van de klachten van omwonenden, maar dat was in een situatie als deze niet genoeg om aan de last te voldoen en verbeuring van een dwangsom te voorkomen. Verzoekster had adequate maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat nogmaals de geluidsnormen zouden worden overtreden. In de last heeft het college verzoekster gewezen op de overtreding van artikel 2.17, eerste lid en onder a, van het Activiteitenbesluit. Verzoekster was dus al gewaarschuwd dat ze aan die geluidsnormen moest voldoen en kon dus niet volstaan met alleen het wegnemen van klachten aan de noordzijde.
12. Dat de geluidsnorm aan de zuidzijde van de sportschool op 30 mei 2022 is overschreden is niet in geschil en dat betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het college terecht heeft geconstateerd dat er opnieuw sprake is van een overtreding en dat verzoekster een dwangsom heeft verbeurd. Dat levert het college een grondslag op om de verbeurde dwangsom in te vorderen. De beroepsgrond slaagt niet.
Had het college moeten afzien van invordering van de dwangsom?
13. Verzoekster hebben er in dit verband op gewezen dat zij inmiddels ook maatregelen voor de zuidkant heeft genomen en dat het doel van de last daarmee bereikt is. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het voldoen aan de last na de begunstigingstermijn echter geen bijzondere omstandigheid als gevolg waarvan het college van invordering af had moeten zien.Dat zou namelijk tot gevolg hebben dat wordt afgedaan aan de werking van de begunstigingstermijn en daarmee aan een adequate handhaving.
14. Dat verzoekster binnen de begunstigingstermijn maatregelen heeft getroffen om een nieuwe overtreding aan de noordzijde te voorkomen vindt de voorzieningenrechter ook geen bijzondere omstandigheid.. De getroffen maatregelen waren onvoldoende om een nieuwe overtreding te voorkomen. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster haar best heeft gedaan, maar dat is geen omstandigheid als gevolg waarvan het college van invordering af had moeten zien.
15. Ook de financiële situatie van verzoekster vindt de voorzieningenrechter geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het college af had moeten zien van invordering van de dwangsom. De hoogte van de dwangsom had verzoekster kunnen aanvechten bij het opleggen van de last onder dwangsom.In deze procedure kan dat niet meer. In wat verzoekster aanvoert, ziet de voorzieningenrechter geen reden voor het oordeel dat sprake is van een uitzonderlijk geval waardoor het college de hoogte van de dwangsom had moeten matigen of van invordering had moeten afzien.
16. Bij de invordering van de dwangsom hoeft niet gekeken te worden naar de financiële draagkracht van verzoekster, tenzij het evident is dat verzoekster de dwangsom niet kan betalen.Uit de door verzoekster ingebrachte financiële stukken en de verklaring van de accountant volgt dat er financiële problemen zijn bij verzoekster. Uit de ingebrachte stukken blijkt echter niet dat er bij verzoekster geen mogelijkheid bestaat om de verbeurde dwangsom te betalen. Uit de stukken blijkt niet dat verzoekster de dwangsom evident niet zal kunnen betalen. Het college hoefde daarom geen rekening te houden met de financiële situatie van verzoekster. De beroepsgrond slaagt niet.
17. De voorzieningenrechter merkt in dat kader nog wel op het partijen vrij staat om een betalingsregeling te treffen waarbij rekening wordt gehouden met de financiële situatie van verzoekster.