Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 december 2021 van Dexia, met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] c.s., met producties;
- de conclusie van repliek van Dexia, met producties;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde 1] c.s., met één productie;
- de akte uitlaten jurisprudentie van 13 april 2023 van Dexia, met producties;
- de antwoordakte van 25 mei 2023 van [gedaagde 1] c.s..
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
1. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [gedaagde 1] c.s. gesloten overeenkomst met nummer [contractnummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gedaagde 1] c.s. verschuldigd is,
2. [gedaagde 1] c.s. zal veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [gedaagde 1] c.s..
afwachten ontwikkelingen in de jurisprudentie
In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verledenzijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
4.12. De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [gedaagde 1] c.s. heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [gedaagde 1] c.s., anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [gedaagde 1] c.s.. Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept.
De door [gedaagde 1] c.s. gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gedaagde 1] c.s. in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
- een kopie van de overeenkomst van 11 januari 2001 met contractnummer [contractnummer] , voorzien van het adviseursnummer: [adviesnummer] - [onderneming 1] B.V.,
‘Het bemiddelen bij het tot standkomen van alle verzekeringen en financieringen, al of niet in verband met hypothecaire zekerheid en het adviseren bij de keuze van een beleggingsinstelling’,
‘Beleggingsaanvraag Capital Effect (zoals besproken)’, waarin te lezen is:
‘Met dank voor het aangename onderhoud dat wij mochten hebben op 9 november jl., ontvangt u hierbij de resterende stukken. (…)’.
wetenschap Dexia