ECLI:NL:RBMNE:2023:4909

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
23/928
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid en verzoek om benoeming onafhankelijke deskundige

In deze zaak heeft eiser, die sinds 1 juni 2009 een WIA-uitkering ontvangt, in januari 2019 en opnieuw in maart 2022 melding gemaakt van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft deze meldingen afgewezen, omdat eiser volgens hun beoordeling nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 juli 2022, waarin het Uwv weigerde de WIA-uitkering te herleven. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 augustus 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn zoon als tolk. Eiser heeft medische informatie overgelegd ter ondersteuning van zijn claim dat zijn klachten zijn toegenomen, maar het Uwv heeft gesteld dat er geen nieuwe medische informatie is die deze toename onderbouwt.

De rechtbank heeft beoordeeld of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van hun beoordeling. Eiser heeft geen nieuwe medische onderbouwing gepresenteerd die zijn claims ondersteunt. Het verzoek van eiser om een onafhankelijke deskundige te benoemen is afgewezen, omdat de rechtbank geen onzorgvuldigheid in het medisch onderzoek heeft geconstateerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet heeft aangetoond dat zijn gezondheidsklachten zijn toegenomen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee en is openbaar uitgesproken op 18 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (Uwv)
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Eiser ontvangt sinds 1 juni 2009 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) in verband met diverse lichamelijke en psychische klachten. In mei 2017 wordt de WIA-uitkering van eiser door het Uwv beëindigd omdat uit medisch en arbeidskundig onderzoek volgt dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit besluit is onherroepelijk. [1] In januari 2019 meldt eiser bij het Uwv dat hij toegenomen arbeidsongeschikt is. Dit leidt niet tot herleving van de WIA-uitkering omdat eiser volgens het Uwv nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Ook dit besluit is onherroepelijk. [2]
2. Op 15 maart 2022 meldt eiser bij het Uwv dat hij per begin juni 2021 toegenomen arbeidsongeschikt is. Na medisch onderzoek concludeert de verzekeringsarts van het Uwv dat de gezondheidssituatie en de daaruit voortvloeiende beperkingen van eiser niet zijn gewijzigd. Met het besluit van 20 juli 2022 (het primaire besluit) weigert het Uwv aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
3. In bezwaar is een medisch onderzoek uitgevoerd door een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen medische argumenten om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Met het besluit van 17 januari 2023 heeft het Uwv het bezwaar van eiser daarom ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
4. Het beroep van eiser is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 23 augustus 2023. Eiser was daarbij aanwezig, samen met zijn zoon [naam] die ook als tolk heeft opgetreden. Eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

5. Eiser vindt dat zijn gezondheidsklachten zijn toegenomen zodat aan hem een WIA-uitkering moet worden toegekend. Volgens eiser wordt de toegenomen arbeidsongeschiktheid bevestigd door de medische informatie van zijn behandelaren die hij heeft overgelegd. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat de arbeidsongeschiktheid van eiser niet is toegenomen en dat er geen nieuwe medische informatie is ingebracht waaruit de toegenomen arbeidsongeschiktheid blijkt. Volgens het Uwv heeft eiser daarom per 1 juni 2021 geen recht op een WIA-uitkering.

Beoordeling van het geschil

Toetsingskader van de rechtbank
6. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht beoordelen of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers gezondheidsklachten en de beperkingen die daaruit voortvloeien per 1 juni 2021 niet zijn toegenomen en dat eiser ook geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht om dit te onderbouwen.
7. Bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak van eiser stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten; en
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiser zich zelf voelt, zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Verzoek tot benoeming onafhankelijke deskundige
8. Eiser verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen om onderzoek te doen naar zijn gezondheidsklachten en de beperkingen die daaruit volgen. Volgens eiser is het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv niet volledig en partijdig gelet op de rol en de positie van de verzekeringsartsen. Ter onderbouwing van zijn verzoek verwijst eiser naar het arrest Korošec van 8 oktober 2015 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
9. De rechtbank overweegt dat de CRvB, de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, in de uitspraak van 30 juni 2017 [3] , gelet op het arrest Korošec, de uitgangspunten uiteengezet heeft voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv. Het volgen van deze uitgangspunten leidt in deze zaak tot de volgende beoordeling.
Stap 1: zorgvuldigheid van de besluitvorming
10. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv onzorgvuldig is uitgevoerd. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier van eiser bestudeerd en heeft eiser op het spreekuur gezien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en in zijn rapport van 23 november 2022 een weergave gegeven van de relevante medische informatie in het dossier. Daarnaast is eiser in de gelegenheid gesteld om na de hoorzitting aanvullende medische informatie in te dienen waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep met een aanvullend rapport van 16 januari 2023 op heeft gereageerd. Met het aanvullend rapport van 7 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook nog gereageerd op de medische informatie die eiser in beroep heeft overgelegd. De door eiser ingebrachte informatie is dus door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn beoordeling betrokken. Uit de hiervoor beschreven onderzoeksactiviteiten van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd zodat het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.
Stap 2: equality of arms
12. De beoordeling door de rechtbank bij deze stap ziet op beantwoording van de vraag of eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat zijn gezondheidsklachten zijn toegenomen. De rechtbank overweegt in dat kader dat eiser zowel in bezwaar als in beroep gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om nadere informatie in te dienen over zijn medische situatie. Er is daarom sprake van een gelijke procespositie tussen partijen.
Stap 3: inhoudelijke beoordeling
13. Eiser voert aan dat zijn psychische klachten zijn toegenomen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser in bezwaar en in beroep medische informatie overgelegd, maar dit is volgens eiser door het Uwv onvoldoende bij de beoordeling betrokken. Het Uwv concludeert daarom ten onrechte dat de gezondheidstoestand van eiser niet is verslechterd. De toegenomen klachten zijn volgens eiser ook aanleiding om een urenbeperking aan te nemen.
14. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de medische beoordeling door het Uwv onjuist is. De rechtbank overweegt als volgt. Bij de medische beoordeling die in 2019 door het Uwv is uitgevoerd, wordt eiser onder andere gediagnosticeerd met een depressieve stoornis en een persoonlijkheidsstoornis. In het rapport van de primaire verzekeringsarts van 19 juli 2022, dat aan de besluitvorming in deze zaak ten grondslag ligt, wordt door de verzekeringsarts rekening gehouden met de diagnose ‘depressieve episode chronisch’. In dat rapport heeft de primaire verzekeringsarts duidelijk gemotiveerd toegelicht dat het (psychisch) klachtenbeeld van eiser al jaren hetzelfde is en dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in zijn rapporten van 23 november 2022 en 16 januari 2023 geen aanleiding om af te wijken van de beoordeling door de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie van Indigo van 3 mei 2022 bij zijn beoordeling betrokken. Uit die informatie volgt dat er sprake is van een persisterende depressieve stoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht dat de ingebrachte medische informatie niet duidt op een toename van de psychische klachten van eiser. Eiser is al sinds 2007 bij het Uwv bekend in verband met psychische klachten. Deze klachten werden eerder geduid als een chronisch depressief beeld (dysthemie) en daar is bij de voorgaande beoordeling in 2019 rekening mee gehouden. Uit de medische informatie die eiser nu heeft overgelegd, volgt weliswaar dat de klachten nu anders geduid worden, namelijk als een persisterende depressieve stoornis, maar de beschrijving en de inhoud van de klachten is gelijk aan het eerder beschreven beeld. Daarmee is door de verzekeringsartsen bij de beoordeling in 2019 al rekening gehouden. De rechtbank kan deze door de verzekeringsartsen gegeven toelichting volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende deugdelijk gemotiveerd dat er bij eiser geen sprake is van een toename van zijn psychische klachten. Er is dan ook geen aanleiding om de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 10 september 2019 te wijzigen en een urenbeperking aan te nemen.
15. De rechtbank ziet in de door eiser ingebrachte medische informatie geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling, is er geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Het verzoek tot benoeming van een onafhankelijke deskundige wordt afgewezen.
16. Eiser heeft tijdens de zitting zijn beroepsgrond dat hij de geduide functies niet kan uitoefenen, ingetrokken.

Conclusie

17. Uit deze uitspraak volgt dat eiser niet met een medische onderbouwing aannemelijk heeft gemaakt dat de ernst van zijn psychische klachten zijn toegenomen. Eiser heeft ook geen nieuwe medische informatie ingebracht waaruit een toename van zijn klachten blijkt. Het Uwv kon op basis van de rapporten van zijn verzekeringsartsen tot de conclusie komen dat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid en de WIA-uitkering (wederom) weigeren..
18. Het beroep van eiser is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:686.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 29 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1462.