ECLI:NL:RBMNE:2023:5753

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
UTR_23_1900
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanpassing WIA-uitkering na wijziging arbeidsongeschiktheidspercentage en medische beoordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de WIA-uitkering van een ex-werknemer. De ex-werknemer had zich arbeidsongeschikt gemeld vanwege fysieke en psychische klachten, alsook gebruik van verdovende middelen. Het Uwv had de WIA-uitkering van de ex-werknemer aangepast van 45,22% naar 80-100% arbeidsongeschiktheid per 1 mei 2021, na een wijziging in het arbeidsongeschiktheidspercentage. De ex-werkgever, die eigenrisicodrager is, ging tegen dit besluit in bezwaar en later in beroep. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de medische beoordeling juist was. De rechtbank benadrukte dat een verslaving aan verdovende middelen op zich niet als ziekte of gebrek wordt aangemerkt, tenzij er beperkingen uit voortvloeien. De rechtbank concludeerde dat de volledige arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer niet duurzaam was, omdat verbetering van de belastbaarheid niet was uitgesloten. Het beroep van de ex-werkgever werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde de aanpassing van de WIA-uitkering door het Uwv.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1900

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: C. Janssen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

1.1.
In deze procedure gaat het om de vraag of het Uwv terecht de uitkering van de
ex-werknemer van eiseres [ex-werknemer] (hierna: de ex-werknemer) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 1 mei 2021 heeft aangepast omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage van 45,22% is gewijzigd naar 80-100%.
1.2.
De ex-werknemer heeft voor het laatst als allround monteur en lasser gewerkt. Op
6 december 2016 heeft hij zich arbeidsongeschikt gemeld voor dit werk wegens fysieke en psychische klachten. Daarnaast is sprake van gebruik van verdovende middelen. De
ex-werknemer heeft tot 3 december 2020 een loongerelateerde WIA-uitkering ontvangen op basis van 45,22% arbeidsongeschiktheid. Daarna heeft het Uwv hem een vervolguitkering toegekend. De ex-werknemer heeft per 4 februari 2021 een toename van gezondheidsklachten bij het Uwv gemeld. Volgens de primaire arts B. Jas van het Uvw zijn de belemmeringen van de ex-werknemer per 4 februari 2021 enigszins verslechterd. De primaire arts heeft op 18 maart 2022 een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgemaakt en heeft daarin beperkingen in de rubrieken persoonlijk functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden opgenomen. Volgens de arts is er mogelijkheid tot verbetering. De
ex-werknemer is jong en de therapieën zijn nog niet helemaal afgelopen. De primaire arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 10 augustus 2022 geconcludeerd dat de ex-werknemer 100% arbeidsongeschikt is.
1.3.
In een besluit van 26 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv de
WIA-uitkering van de ex-werknemer gewijzigd in een loonaanvullingsuitkering omdat hij 80-100% arbeidsongeschikt wordt geacht. De uitkering wordt per 1 mei 2021 aangepast. Dat is twee kalendermaanden nadat de arbeidsmogelijkheden zijn gewijzigd. Eiseres (de ex-werkgever) is tegen dit besluit in bezwaar gegaan. De ex-werkgever is eigenrisicodrager.
1.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 3 januari 2023 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om andere beperkingen aan te nemen of om af te wijken van het primaire medische oordeel over de duurzaamheid van de beperkingen van de ex-werknemer.
1.5.
In het besluit van 15 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van de ex-werkgever ongegrond verklaard.
1.6.
De ex-werkgever heeft vervolgens beroep ingesteld en verzekeringsgeneeskundige rapporten van verzekeringsarts R.M.E. Blanker (Blanker), werkzaam bij Lechner Consult, van 22 mei 2023 en 11 september 2023 ingebracht. Het Uwv heeft een verweerschrift met daarbij een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
4 juli 2023 ingediend.
1.7.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2023. Ex-werkgever is niet verschenen. Het Uwv is, met vooraf bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Geheimhouding
2. De ex-werknemer heeft geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de ex-werkgever te verstrekken. De rechtbank zal daarom de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken om te voorkomen dat deze gegevens via deze uitspraak alsnog openbaar worden.
Beoordelingskader
3. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan de eisende partij om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid
4. De ex-werkgever voert aan dat het Uwv een te summier onderzoek heeft uitgevoerd omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alleen dossierstudie heeft uitgevoerd en er alleen een spreekuuronderzoek door een basisarts en niet door een geregistreerde verzekeringsarts is verricht. De ex-werkgever verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 juni 2021. [1]
5. Uit de uitspraak van de CRvB waar de ex-werkgever naar verwijst [2] volgt dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging moet plaatsvinden waarbij de feiten juist worden vastgesteld en de conclusies logisch uit die feiten voortvloeien. Daarom zal, indien de medische grondslag van de besluitvorming wordt betwist, in deze fase van de procedure een louter dossieronderzoek als regel niet volstaan. De zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar brengt verder met zich dat in situaties als de onderhavige, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 4 juli 2023 gerapporteerd dat niet gesteld kan worden dat het onderzoek onzorgvuldig en onvolledig is geweest. De primaire arts heeft het dossier bestudeerd, een medisch onderzoek verricht en een gerichte claimbeoordeling uitgevoerd op het spreekuur. Hierbij is een uitgebreide anamnese verricht waarbij de medische voorgeschiedenis, het klachtenbeloop en de actuele klachten zijn besproken. Verder zijn de medicatie en de behandelingen genoteerd. Daarnaast zijn de ervaren belemmeringen, het dagelijks functioneren en de sociale omstandigheden besproken. Er heeft oriënterend psychiatrisch onderzoek plaatsgevonden en er is lichamelijk onderzoek verricht. De medische gegevens worden niet bestreden door verzekeringsarts Blanker. Een onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep op een spreekuur kan zinvol zijn als er door de primaire arts onvolledig onderzoek is verricht, als er nieuwe medische gegeven in de bezwaarfase naar voren worden gebracht of als er sterke aanwijzingen zijn dat de medische toestand inmiddels is gewijzigd. Deze omstandigheden doen zich niet voor. De medische gegevens en bevindingen die de primaire arts heeft vastgesteld zijn accuraat, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Een nieuw onderzoek door een verzekeringsarts zal niet leiden tot andere constateringen en heeft dan ook geen meerwaarde, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
7. De rechtbank ziet in wat de ex-werkgever heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig of te summier is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 4 juli 2023 voldoende gemotiveerd dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde had. De rechtbank kan deze motivering volgen. De CRvB heeft voor de fase van de primaire besluitvorming aanvaard [3] dat er geen aanleiding is om een rapport van een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts als onzorgvuldig aan te merken, indien een verzekeringsarts in zijn hoedanigheid van mentor/begeleider dit rapport met zijn handtekening voor zijn rekening heeft genomen. Onder het rapport van de primaire arts Jas van 29 maart 2022 is vermeld dat het sociaal medisch oordeel van de primaire arts is getoetst en akkoord is bevonden door verzekeringsarts Sint Nicolaas. Deze handelwijze is algemeen geaccepteerd en in overeenstemming met de rechtspraak van de CRvB. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
Datum in geding
8. Het Uwv heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht 1 mei 2021 als de datum in geding aangehouden en niet de datum van het primaire besluit (26 augustus 2022) zoals de ex-werkgever bepleit. De ex-werknemer heeft zich per 4 februari 2021 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. De hoogte van de WIA-uitkering wordt eerst herzien nadat een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid ten minste twee kalendermaanden heeft voortgeduurd [4] . Dit komt neer op 1 mei 2021. De beroepsgrond slaagt niet.
Zelfstandig en doelmatig handelen
9. De ex-werkgever voert aan dat de medische beoordeling onjuist is omdat de beperkingen van de ex-werknemer niet goed in kaart zijn gebracht. De ex-werkgever stelt dat uit de uitspraken van de CRvB van 8 april 2010 [5] en 27 februari 2020 [6] blijkt dat de gevolgen van het gebruik van verdovende middelen niet moeten worden gezien als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek.
10. De ex-werkgever betwist niet dat het middelengebruik gevolgen heeft voor het functioneren van de ex-werknemer. Het standpunt van de ex-werkgever dat gelet op de onder 9. genoemde rechtspraak hieraan voorbijgegaan moet worden berust naar het oordeel van de rechtbank op een verkeerde lezing van de door de ex-werkgever genoemde uitspraken. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [7] wordt een verslaving aan verdovende middelen op zich niet als een ziekte of gebrek aangemerkt. Evenmin de sociale problemen als gevolg van die verslaving. Dat is echter anders als uit die verslaving beperkingen voortvloeien, of indien die verslaving noodzaakt tot een klinische opname of behandeling
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 3 januari 2023 gerapporteerd dat er sprake is van middelenmisbruik bij de ex-werknemer. De ex-werknemer gebruikt dagelijks zoveel verdovende middelen dat hij voortdurend onder invloed is, of zoals in het rapport van de psychiater van 4 mei 2021 staat: “hij kan nooit nuchter zijn. Hij begint er in de ochtend al mee”. Specifieke aandacht voor dit middelengebruik is noodzakelijk, te meer omdat overmatig gebruik ook fysieke en psychische klachten kan geven overeenkomstig een deel van de klachten van de ex-werknemer. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep noodzaakt het middelenmisbruik tot behandeling.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 4 juli 2023 gerapporteerd dat de
ex-werknemer 10 à 15 joints per dag rookt. Bekend is hierbij dat men tot weinig komt en er weinig tot geen initiatief is. Dat de primaire arts heeft geconcludeerd dat het zelfstandig en doelmatig handelen beperkt is, is hiermee volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep plausibel te onderbouwen. De medische toestand zal moet worden vastgesteld inclusief het middelengebruik. Het standpunt van verzekeringsarts Blanker dat hier geen rekening mee kan worden gehouden, kan niet worden gevolgd, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat uit de drugsverslaving van de ex-werknemer beperkingen voortvloeien op de punten zelfstandig en doelmatig handelen. De beroepsgrond slaagt niet.
(Frequent) reiken
14. De ex-werkgever voert verder aan dat er geen medische basis is voor het aannemen van beperkingen op de items reiken en frequent reiken.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 3 januari 2023 gerapporteerd dat een specifieke behandeling voor een herstel van de buikaandoening van de ex-werknemer op zich niet aanwezig is, zodat de fysieke beperkingen als gevolg van de buikklachten blijvend van aard zijn. Voor de somatoforme pijnstoornis is vastgesteld dat de
ex-werknemer geen werkzaamheden kan uitvoeren waarbij er veel druk op de buikwand kan komen te staan, waaronder frequent ver reiken. Een incidentele overschrijding is toelaatbaar indien de overige belasting ruim binnen het maximaal toegestane is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder op 4 juli 2023 gerapporteerd dat ver reiken pijnklachten kan geven in de buik of rug omdat er dan licht gebogen kan worden.
16. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in de conclusie dat er beperkingen moeten worden aangenomen op de items reiken en frequent reiken als gevolg van lichamelijke klachten van de ex-werknemer. De beroepsgrond slaagt niet.
Werken in de avond
17. De ex-werkgever stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte een beperking heeft aangenomen voor werken in de avond.
18. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 4 juli 2023 gerapporteerd dat de
ex-werknemer psychische klachten, longklachten en buikklachten heeft. Daarmee is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep te onderbouwen dat het verstandig is om regelmatig te leven en structurele werkzaamheden in een avonddienst te beperken. Een inschatting is een weging van alle medische factoren, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Tussenconclusie
19. Gelet op al het voorgaande, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is ten aanzien van de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de items zelfstandig en doelmatig handelen, (frequent) reiken en werken in de avond heeft vastgesteld.
Duurzaamheid
20. Indien de rechtbank van oordeel is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van de ex-werknemer goed in kaart heeft gebracht, voert de
ex-werkgever aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte de volledige arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer niet duurzaam heeft geacht.
21. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. [8] Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat. [9]
22. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid gaat het om een inschatting van de toekomstige ontwikkeling van iemands arbeidsbeperkingen. De verzekeringsarts die dit beoordeelt dient hierbij volgens vaste rechtspraak gebruik te maken van het door het Uwv vastgestelde beoordelingskader “Beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen” (het beoordelingskader). Hierin is een stappenplan opgenomen dat uit drie stappen bestaat.
23. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit stappenplan in het rapport van
3 januari 2023 doorlopen. In stap 1 is de situatie aan de orde dat verbetering van de belastbaarheid uitgesloten is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de psychische en fysieke klachten van de ex-werknemer geen progressieve ziektebeelden of stabiele ziektebeelden zonder behandelmogelijkheden.
24. In stap 2 gaat het om de situatie waarbij verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten. De verzekeringsarts beoordeelt of er in het eerstkomende jaar een verbetering kan worden verwacht. Er moet dan gekozen worden tussen een situatie waarin er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden (stap 2a) en een situatie waarin verbetering in deze periode niet of nauwelijks te verwachten is (stap 2b). Als argumenten voor een keuze ontbreken, dient te worden uitgegaan van redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover gerapporteerd dat een psychiater in mei 2021 heeft geadviseerd om een behandeling te volgen voor de psychische klachten. Niet is gebleken dat de ex-werknemer een dergelijke behandeling heeft afgerond. Een behandeling voor de psychische klachten zal geruime tijd vergen. Of dit binnen een jaar afgerond zal zijn dan wel inclusief nazorg langer dan een jaar zal duren is niet bij voorbaat te stellen. Maar binnen een jaar is met adequate behandeling die is gebaseerd op de best beschikbare informatie over doelmatigheid en doeltreffendheid van een methodiek of aanpak (evidence based), zoals de psychiater adviseert, verbetering mogelijk en te verwachten. Daarnaast is de verzekeringsarts bezwaar en beroep van oordeel dat ook het middelenmisbruik behandeling noodzaakt voor, tijdens of na de voorgestelde behandeling door de psychiater. Er zijn diverse behandelopties voor het middelenmisbruik. Hiervoor heeft nog nooit een behandeling plaatsgevonden. Een toename van belastbaarheid kan ontstaan tijdens de behandeling niet eerst pas na afronding van de behandeling.
25. Bij stap 3 wordt de vraag gesteld of, als verbetering van de belastbaarheid in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks te verwachten is, die verbetering na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gerapporteerd dat een ‘evidence based’ behandeling voor de psychische klachten en het middelenmisbruik binnen een jaar kan leiden tot verbetering. Indien een meer dan geringe verbetering in ernst van de psychische klachten niet binnen een jaar optreedt, kan dit toch zeker na een jaar worden verwacht, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
26. Op 4 juli 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder gerapporteerd dat er in Nederland voldoende mogelijkheden zijn om van de drugsverslaving af te komen en daarmee dus ook verbetering zal ontstaan in het persoonlijk en sociaal functioneren op diverse punten, maar met name ook in het zelfstandig en doelmatig handelen.
27. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk en toereikend heeft gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer niet duurzaam is, omdat verbetering van de belastbaarheid, met adequate behandelingen, niet is uitgesloten. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

28. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht de WIA-uitkering van de
ex-werknemer per 1 mei 2021 heeft aangepast naar een mate van arbeidsongeschikt van 80 tot 100%. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De ex-werkgever krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie r.o. 4.4.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 14 december 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BC0360.
4.Ingevolge artikel 61, zevende lid, Wet WIA.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 27 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:501 en 22 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2856.
8.Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA.
9.Ingevolge artikel 4, derde lid, van de Wet WIA.