15.3.De toezichthouders voeren op 14 maart 2023 ook een controle uit bij de recreatiewoning aan de [adres 2] . Uit dit controlerapport blijkt dat de toezichthouders een Poolse man, die voor deze woning in een voertuig zit, in het Engels hebben gesproken. De man vertelt dat hij al van het een en ander op de hoogte is, omdat hij zojuist zijn baas (‘boss’) aan de telefoon had. Op de vraag of zijn baas ook op dit park verblijft, antwoord de man dat de baas in recreatiewoning [adres 1] zit. Hij bevestigt dat zijn baas de heer [A] is. Op de vraag van de toezichthouders naar de reden van zijn verblijf, heeft deze man geantwoord werkzaamheden in de regio te verrichten voor het bedrijf [bedrijf] . De man legt uit dat hij collega’s heeft zitten in diverse woningen op dit recreatiepark, die allemaal voor [bedrijf] werken.
16. Uit de constateringsrapporten van de toezichthouders is het volgende op te maken. Op 21 oktober 2021is verklaard dat de vier bewoners daar verblijven voor hun werk voor [bedrijf] . De heer [A] heeft op 14 maart 2023 verklaardin de woning te verblijven voor vakantie. Maar uit de verklaringvan de Poolse man van 14 maart 2023 is af te leiden dat de heer [A] daar was wegens werkzaamheden voor [bedrijf] . Verder komt gewicht toe aan de LinkedIn pagina van de heer [A] waaruit blijkt dat hij werkzaamheden in Nederland uitvoert voor [bedrijf] , precies zoals zijn collega die verbleef in [adres 2] verklaard heeft.
Het door eiser overgelegde transactieoverzicht voegt niets toe, het betreft een overzicht van namen, data en bedragen. Het overzicht zegt niets over bij wie, voor wie, wanneer en hoelang de recreatiewoning gehuurd is. Ook de beëdigd vertaalde verklaring van de heer [A] wekt geen twijfel over de juistheid van de rapporten. Deze verklaring is in wezen een herhaling van wat hij ook tegen de toezichthouder heeft gezegd, maar dit wordt dus weersproken door zijn collega.
17. De rechtbank is van oordeel dat het college gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden uit de controlerapporten heeft kunnen constateren dat de recreatiewoning werd gebruikt voor huisvesting van arbeidsmigranten. Hiermee is voldoende vast komen te staan dat de aanwezige personen daar verbleven om te werken en niet om te recreëren. Er is dus sprake van strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft terecht geoordeeld dat sprake is van een overtreding.
18. De rechtbank stelt voorop dat bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van handhavend optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
Is handhavend optreden onevenredig?
19. Eiser voert aan dat de last onder bestuursdwang disproportioneel is vanwege de ernstig nadelige gevolgen voor eiser. Verzegeling is een onaanvaardbare inbreuk op zijn eigendomsrecht, ook kan de woning dan niet overeenkomstig de bestemming worden verhuurd, waardoor eiser onevenredige schade leidt, vanwege een gemis aan huurinkomsten. Ook voert eiser aan dat de opgelegde last onevenredig is, het college had de voor eiser minder bezwarende last onder dwangsom moeten opleggen. Het was de eerste keer dat eiser een last opgelegd kreeg, een last onder dwangsom zou een voor eiser minder ingrijpendere herstelsanctie zijn.
20. De rechtbank overweegt allereerst dat een bestuursorgaan een ruime mate van vrijheid heeft om te kiezen voor een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.Uit vaste rechtspraak volgt dat de keuze van het bestuursorgaan voor een last onder bestuursdwang in plaats van een last onder dwangsom, in beginsel niet afzonderlijk hoeft te worden gemotiveerd.De rechtbank respecteert in beginsel de keuze die het bestuursorgaan maakt. Uit vaste rechtspraak blijkt verder dat de enige beperking die de Awb stelt aan de keuze tussen een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang voortvloeit uit artikel 5:32, tweede lid, van de Awb.Dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan niet voor een dwangsom mag kiezen als het belang van het betrokken voorschrift zich daartegen verzet. Er is geen beperking in de wet opgenomen voor de keuze voor de last onder bestuursdwang. Het college heeft dus mogen kiezen voor de last onder bestuursdwang.
21. De rechtbank is met het college van oordeel dat handhavend optreden niet onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen en dat het college niet om deze reden af had moeten zien van handhaving. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat hierbij de geschiktheid, de noodzakelijkheid en evenwichtigheid een rol kunnen spelen.Het college heeft toegelicht dat het doel van de handhaving is dat de planregels worden nageleefd en dat bewoning door arbeidsmigranten van de recreatiewoningen moet worden voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat het middel (de last onder bestuursdwang) op zichzelf geschikt is om het doel (het beëindigen van de overtreding) te bereiken. Het college heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de last onder bestuursdwang ook noodzakelijk was en dat een minder ingrijpend middel niet kon worden gebruikt. Daarbij is van belang dat eiser ook nadat het college aan hem het voornemen tot het opleggen van de last onder bestuursdwang bekend had gemaakt nieuwe arbeidsmigranten heeft gehuisvest in de recreatiewoning. Zoals het college op de zitting heeft toegelicht blijkt de noodzaak ook uit het feit dat de verhuur aan arbeidsmigranten op het recreatiepark al jaren een hardnekkig probleem is en al tot vele procedures heeft geleid. In het verleden heeft het college eerst lasten onder dwangsom opgelegd om de verhuur van recreatiewoningen aan arbeidsmigranten tegen te gaan. Eerst voor een bedrag van € 5.000,-, toen dat niet het beoogde effect had is de dwangsom verhoogd naar € 25.000,-. Ook dat had onvoldoende effect. Sinds 2018 hanteert het college een gedragslijn en wordt een last onder bestuursdwang opgelegd. In dit verband is verder van belang dat niet is gebleken dat de last niet evenwichtig is. Het verbod op niet-recreatief verblijf geldt immers voor iedereen en niet alleen voor eiser en wordt in beginsel ook ten aanzien van iedereen gehandhaafd. Dat eiser financiële gevolgen ondervindt van de last leidt niet zonder meer tot de conclusie dat handhavend optreden onevenredig is. Eiser had deze gevolgen bovendien kunnen voorkomen, door de recreatiewoning niet te laten gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden.