Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2024 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres
Inleiding
1 januari 2020.
Overwegingen
Tussen partijen is niet in geschil dat de waarde van de onroerende zaak dient te worden bepaald met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode. De rechtbank volgt partijen hierin
Conclusie en gevolgen
De gemachtigde van eiser heeft in dit kader op zitting nog aangevoerd dat de rechtbank de laatste tijd niet altijd de zittingen op de afgesproken maandagmiddag gevuld krijgt en dat de termijn daarom niet verlengd mag worden. De rechtbank overweegt daarover dat het enkele feit dat het aantal zaken van deze gemachtigde in 2024 beter lijkt aan te sluiten op zijn beschikbaarheid, niets afdoet aan zijn gebrekkige capaciteit in voorgaande jaren. Aangezien het beroep van eiser is ingediend in 2022, heeft de planning van deze zaak wel degelijk te lijden gehad onder de beperkte beschikbaarheid van de gemachtigde van eiseres. De rechtbank ziet voor deze procedure daarom geen reden om af te wijken van haar uitspraak van 20 november 2023.
€ 875,-* 0,25 = € 218,75 toegekend. De proceskosten ten aanzien van dit verzoek komen volledig voor rekening van de heffingsambtenaar. Dit leidt tot de slotsom dat de heffingsambtenaar € 218,75 aan proceskosten moet vergoeden.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 50,-;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
P.W. Hogenbirk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024.