Beoordeling door de rechtbank
2. Eiser ontvangt vanaf 11 april 2020 een bijstandsuitkering naar de gehuwdennorm. Op 13 december 2022 heeft de Arbeidsinspectie een onverwachte controle uitgevoerd bij [horeca gelegenheid] B.V. in [plaats] . Volgens de Arbeidsinspectie is eiser op die datum werkend aangetroffen in dat restaurant. WIL heeft naar aanleiding van de melding van de Arbeidsinspectie gegevens opgevraagd bij eiser en onderzoek verricht. Dit onderzoek is neergelegd in het rapport handhaving van 25 september 2023. In het kader van dit onderzoek heeft WIL onder meer gehoren afgenomen en bankgegevens opgevraagd van eiser. WIL heeft de door de Arbeidinspectie afgenomen gehoren van [chef-kok] (de chef-kok) van 13 december 2022, van [manager] (de manager) van 19 december 2022 en van [eigenaar] (de eigenaar) van 30 maart 2023 betrokken in het ondezoek. Naar aanleiding van het onderzoek heeft WIL besloten het recht op bijstand van eiser in te trekken over de periode van 1 juni 2021 tot 1 juni 2022 en december 2022. Verder heeft WIL besloten het recht op bijstand van eiser over de periode van 1 juni 2022 tot 1 november 2022 te herzien, omdat over deze periode gegevens bekend waren van het bedrag dat eiser aan loon had verdiend bij het restaurant. Het recht op bijstand van eiser is over die periode daarom schattenderwijs vastgesteld.
3. Het besluit tot intrekking van de bijstand is een voor eiser belastend besluit. Dat betekent dat het aan het bijstand verlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Het ligt daarom in dit geval op de weg van WIL om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan.
4. Volgens vaste rechtspraakvan de Centrale Raad van Beroep (CRvB) levert schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand als, als gevolg van die intrekking niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre een belanghebbende in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Het is dan aan de belanghebbende om aannemelijk te maken dat hij, als hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de periode in geding volledige of aanvullend bijstand had moeten ontvangen. Als na schending van de inlichtingenverplichting de door eiser gestelde en aannemelijk gemaakte feiten geen grondslag bieden voor een precieze vaststelling van het recht op bijstand, is het bijstandsverlenend orgaan, als dat mogelijk is, gehouden om schattenderwijs vast te stellen tot welk bedrag eiser in ieder geval wel recht op bijstand zou hebben gehad op basis van de vaststaande feiten. Het eventuele nadeel voor eiser dat voortvloeit uit resterende onzekerheden, mag daarbij wegens schending van de inlichtingenverplichting voor zijn rekening worden gelaten.
5. Het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden is een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de intentie waarmee die werkzaamheden worden verricht of ongeacht of daaruit daadwerkelijk inkomsten worden genoten. Gelet op artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 32, eerste lid van de Pw, is niet alleen het inkomen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt van belang, maar ook het inkomen waarover hij/zij redelijkerwijs kan beschikken. Het gaat dus om werkzaamheden waar normaliter een beloning tegenover staat of die de betrokkene daardoor redelijkerwijs kan bedingen.
Uit vaste rechtspraak van de CRvBblijkt dat de aanwezigheid van een betrokkene op zijn werkplek tijdens reguliere arbeidsuren de vooronderstelling rechtvaardigt dat hij gedurende alle uren waarop hij daar aanwezig is op geld waardeerbare arbeid verricht. Het is dan aan de betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken.
6. De rechtbank stelt voorop dat de periode in geding in dit geval de periode van 1 juni 2021 tot 1 januari 2023 betreft. Het gaat daarbij om de intrekking van de bijstandsuitkering van eiser van 1 juni 2021 tot 1 juni 2022 en december 2022. En om de herziening van de bijstandsuitkering over de periode van 1 juni 2022 tot 1 december 2022. De rechtbank zal in dit geval eerst de herziening van de bijstandsuitkering over de periode van 1 juni 2022 tot 1 december 2022 beoordelen. Daarna zal de rechtbank de intrekking over de periode van 1 juni 2021 tot 1 juni 2022 en december 2022 beoordelen.
7. Eiser stelt dat hij zijn inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, omdat hij niet heeft gewerkt in het [horeca gelegenheid] . Op het moment dat de Arbeidsinspectie binnen kwam stond eiser enkel met zijn jas over zijn arm in de keuken. Hij is namelijk bevriend met de kok. Tijdens de controle door de Arbeidsinspectie heeft niemand verklaard dat eiser daar aan het werk was. Het is voor eiser onmogelijk om te bezorgen, omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is om de straatnaamborden te lezen en ook niet overweg kan met Google Maps. Aan de verklaringen van de chef-kok en de eigenaar van het restaurant kan geen betekenis worden toegekend. De eigenaar is namelijk weinig aanwezig in het restaurant. De administratie van het restaurant klopt ook niet, omdat er van sommige werknemers geen urenregistratie aanwezig is. De informatie die door de eigenaar van het restaurant hierover is overgelegd, is pas drie maanden na het verzoek van de Arbeidsinspectie gekomen, daardoor is dit niet zonder meer betrouwbaar. De informatie is ook niet met eiser gedeeld, het kan zo zijn dat deze informatie op een later moment is bijgewerkt. De eigenaar van het restaurant heeft eiser ook nooit gezien in het restaurant, daarom kan aan de verklaring dat eiser er al anderhalf jaar werkt geen waarde worden toegekend. Verder is er voor deze verklaring ook geen ander ondersteunend bewijs. De Arbeidsinspectie had dit op zijn minst moeten verifiëren bij de manager of de chef-kok. Daarom kan niet worden aangenomen dat eiser vanaf 1 juni 2021 werkzaamheden verricht voor het restaurant.
Eiser stelt verder dat op basis van de wel verifieerbare gegevens op zijn minst de uitkering van eiser verrekend had moeten worden. Dan niet over de periode van 1 juni 2021 tot 13 december 2022, maar van 1 juni 2022 tot 13 december 2022.
Herziening bijstand (1 juni 2022 tot 1 december 2022)
8. De rechtbank is van oordeel dat WIL op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft geconcludeerd dat het recht op bijstand van eiser over de periode van 1 juni 2022 tot 1 december 2022 moet worden herzien, omdat eiser niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan door niet te melden dat eiser werkt bij [horeca gelegenheid] . Uit de documenten in het dossier blijkt dat eiser in de periode van 1 juni 2022 tot 1 december 2022 werkzaamheden heeft verricht in [horeca gelegenheid] . Dat blijkt uit de verklaringen van de manager, de eigenaar en de chef-kok. De eigenaar van het restaurant heeft immers verklaard dat eiser al anderhalf jaar werkt bij het restaurant, daar af en toe de afwas heeft gedaan en maaltijden heeft bezorgd en dat hij contant wilde worden betaald (ongeveer 10 euro per uur).Dat de eigenaar niet dagelijks aanwezig is in het restaurant betekent niet dat geen waarde kan worden toegekend aan zijn verklaringen omdat hij wel dagelijks contact had met de manager en de chef-kok van het restaurant.Verder blijkt uit de getuigenverklaring van de chef-kok dat een arbeidsinspecteur, tijdens de controle door de Arbeidsinspectie, een persoon heeft aangewezen en de chef-kok heeft gevraagd wie dat is. De chef-kok heeft daarop verklaard dat dit [eiser] is en dat [eiser] drie tot vier dagen per week voor vijf tot zes uur per dag werkt in het restaurant.Uit het gehoor met de manager van het restaurant blijkt dat [eiser] bij het restaurant werkt zonder contract en cash betaald krijgt.De rechtbank is van oordeel dat er vanuit kan worden gegaan dat de [eiser] die de manager bedoelt, eiser is, omdat eiser geen contract heeft en contant betaald wilde worden. Naast deze verklaringen zijn er ook andere documenten waaruit valt af te leiden dat eiser heeft gewerkt voor het restaurant. In de arbeidstijdenregistratie van 1 juni 2022 tot en met 30 november 2022 en afschriften uit het fooienboekje blijkt dat eiser in de maanden juni tot en met november 2022 een aantal uur heeft gewerkt voor het restaurant en ook fooi heeft ontvangen op verschillende dagen. In de arbeidstijdenregistratie en in het fooienboekje wordt de naam van eiser vermeld. Verder staat in het door de eigenaar overgelegde Whatsapp bericht van 2 november 2022: “(…). [eiser] : 11 dagen € 550 + fooi €92,75= €642,75 (…)”. Hieruit blijkt dat eiser werkzaamheden voor het restaurant heeft verricht en inkomsten heeft verkregen. Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser heeft gewerkt bij het restaurant. Dit betekent dat eiser ten tijde van het onderzoek van de Arbeidsinspectie op zijn werkplek aanwezig was en dat hij op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat eiser op geen enkele wijze heeft aangetoond of aannemelijk heeft gemaakt - met bijvoorbeeld verklaringen waar uit blijkt dat hij andere bezigheden had - dat hij niet bij het restaurant werkte in deze periode. Omdat duidelijk is hoeveel uur eiser heeft gewerkt in juni 2022, bekend is hoeveel loon eiser heeft gekregen over de maand oktober en de eigenaar heeft verklaard dat eiser ongeveer €10 ,- per uur ontvangt, kan het loon van eiser in de periode van 1 juni 2022 tot 1 december 2022 schattenderwijs worden vastgesteld door WIL. De bijstandsuitkering van eiser kan daarom worden herzien over deze periode. De beroepsgrond slaagt niet.
Intrekking bijstand (1 juni 2021 tot 1 juni 2022 en december 2022)
9. De rechtbank oordeelt verder dat WIL op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft geconcludeerd dat het recht op bijstand van eiser over de periode 1 juni 2021 tot 1 juni 2022 en december 2022 kon worden ingetrokken. Het recht op bijstand van eiser over deze periode was namelijk niet vast te stellen, omdat niet duidelijk is welk bedrag aan loon eiser in deze periode heeft ontvangen. Tijdens het gehoor met de eigenaar op 30 maart 2023 heeft de eigenaar verklaard dat de heer [eiser] in het restaurant werkt, dat hij contant wordt betaald en dat hij er al ongeveer anderhalf jaar werkt.De eigenaar heeft tijdens dit gehoor ook twee keer herhaald dat eiser er al anderhalf jaar werkt. Verder is er ook een interne memo overgelegd van 28 november 2023, waarin staat dat [A] op 16 november 2023 telefonisch contact heeft opgenomen met de eigenaar van het restaurant. In deze memo staat onder meer:
‘(…). De heer [eigenaar] heeft daarop aangegeven dat belanghebbende ook in de coronatijd aan het werk was, het restaurant was open voor afhaalmaaltijden. Belanghebbende werkte niet elke dag. (…). Verder heeft de eigenaar tijdens het telefoongesprek het volgende verklaard:
‘ik kan niet precies zeggen wanneer de heer [eiser] begonnen is met werken bij mij maar als u 2021 en 2022 aanhoudt dan zit u zeker goed.’. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de eigenaar van het restaurant voldoende zwaarwegend zijn om er vanuit te gaan dat eiser in elk geval anderhalf jaar heeft gewerkt in het restaurant. Tijdens het gehoor heeft de eigenaar dit namelijk meerdere malen verklaard en de eigenaar heeft het ook tijdens het telefoongesprek van 16 november 2023 nog gezegd, waarbij ook de connectie wordt gemaakt met de coronapandemie. Eiser heeft verder ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij in deze periode niet heeft gewerkt in het restaurant. Gezien deze omstandigheden kan worden aangenomen dat eiser in de periode van 1 juni 2021 tot 1 juni 2022 en in december 2022 heeft gewerkt bij het restaurant. Ook in deze periode was het dus eisers werkplek en kan er vanuit worden gegaan dat eiser daar op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. Eiser heeft voor het eerst ter zitting medegedeeld dat hij niet gewekt kan hebben bij het restaurant in de periode van 8 juli 2021 tot en met 10 augustus 2021 omdat hij in het buitenland was. De rechtbank gaat aan deze mededeling voorbij omdat eiser deze stelling niet heeft onderbouwd. Nu niet duidelijk is hoeveel loon eiser heeft ontvangen in deze periode is het niet vast te stellen of eiser over deze periode nog recht had op bijstand. Daarom mocht het recht op bijstand in zijn geheel worden ingetrokken en hoefde dit niet te worden herzien. De beroepsgrond slaagt niet.