ECLI:NL:RBMNE:2025:2041
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake herziening en terugvordering van AIO-uitkering
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met betrekking tot de herziening en terugvordering van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Eisers, een echtpaar, hebben vanaf 2 mei 2017 AIO-aanvulling ontvangen om hun inkomen aan te vullen tot het sociaal minimum. De SVB heeft op 16 februari 2024 een besluit genomen waarin de AIO-aanvulling over de periode van januari 2018 tot en met december 2022 is herzien en een bedrag van € 3.899,19 is teruggevorderd. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarop de SVB op 19 juni 2024 het bezwaar gedeeltelijk gegrond heeft verklaard, maar de herziening en terugvordering voor de jaren 2020 tot en met 2022 heeft gehandhaafd, met een verlaagd terug te vorderen bedrag van € 2.705,21.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat op 4 februari 2025 door de rechtbank is behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB onvoldoende gemotiveerd heeft ingegaan op de vraag of zij op de hoogte had kunnen zijn van de teruggave van de inkomstenbelasting over de jaren 2020 tot en met 2022. De rechtbank oordeelt dat de SVB niet voldoende heeft onderbouwd waarom de terugvordering terecht is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de persoonlijke situatie van eisers. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de SVB op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de SVB veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers.