Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juli 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
1 augustus 2021 tot en met 28 februari 2022 heeft gewerkt bij [bedrijf] ( [bedrijf] ) en tegen welke loonwaarde. De rechtbank heeft het Uwv daarom de opdracht gegeven om nader onderzoek te verrichten naar de urenomvang en de loonwaarde van de werkzaamheden van eiser bij [bedrijf] in de periode van 1 augustus 2021 tot en met
28 februari 2022.
- op 21 oktober 2021 om 09.18 uur;
- op 25 oktober 2021 om 09.06 en 09.43 uur, tussen 09.40 en 10.20 uur heeft één van de waarnemers een gesprek met eiser gevoerd;
- op 24 januari 2022 om 09.43 uur;
- op 25 januari 2022 om 09.24 uur;
- op 31 januari 2022 om 09.45 uur.
22 april 2022 in andere besluitvorming in het kader van de Wet WIA wel heeft gebaseerd op de verklaring van eiser dat hij sinds maart 2022 tien uur per week heeft gewerkt in het garagebedrijf. In het dossier heeft de rechtbank verder geen reden gevonden om te twijfelen aan de verklaring van eiser. De rechtbank ziet daarom aanleiding om van dit aantal uren per week uit te gaan. Verder moet het Uwv in principe uitgaan van de loonwaarde in de door eiser overgelegde arbeidsovereenkomst per
1 maart 2022. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de loonwaarde in de periode daarvoor significant hoger of lager zou moeten zijn.
Conclusie en rechtsgevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.267,50.