ECLI:NL:RBMNE:2025:4826

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
UTR 25_4514
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet wegens drugshandel

In deze zaak gaat het om de sluiting van de hoofdwoning van eisers op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van Oudewater heeft besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden, omdat er een handelshoeveelheid soft- en harddrugs is aangetroffen. Eisers, eigenaren van de woning, zijn het niet eens met deze sluiting en hebben beroep ingesteld, vergezeld van een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 1 september 2025 uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting geschikt en noodzakelijk is om de bekendheid van het pand in het criminele circuit te doorbreken en recidive te voorkomen. De burgemeester heeft de sluiting ook als een signaal naar de buitenwereld gezien dat illegaal gebruik van woningen niet wordt getolereerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sluiting niet onevenredig is, ondanks de beperkte verwijtbaarheid van eisers, die zelf slachtoffer zijn van de situatie veroorzaakt door hun zoon en (ex-)schoondochter. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de sluiting van de woning voor drie maanden gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/4514 en UTR 25/4515
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit Oudewater, eisers

(gemachtigde: mr. M.P. Harten),
en

De burgemeester van gemeente Oudewater

(gemachtigden: mr. M. Bindels en mr. A. Arnold).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de sluiting van de hoofdwoning op het perceel [adres] op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van drie maanden met ingang van 13 augustus 2025. De reden voor die sluiting is dat in de woning een handelshoeveelheid soft- en harddrugs is aangetroffen. Eisers zijn het niet eens met deze sluiting. Zij hebben daarom beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Zij voeren een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter de vraag of de burgemeester de woning mag sluiten voor de duur van drie maanden.
1.1.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond omdat de sluiting voor de duur van drie maanden niet onevenredig is. De burgemeester heeft de sluiting geschikt en noodzakelijk mogen vinden om de bekendheid van het pand in het criminele circuit te doorbreken, recidive te voorkomen én om een signaal naar de buitenwereld af te geven dat illegaal gebruik van een woning niet wordt geaccepteerd. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op het beroep, wijst hij het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Procesverloop

2. Eisers zijn eigenaren van het perceel [adres] . Op het perceel staan meerdere gebouwen, waaronder de hoofdwoning, een seniorenwoning en een kattenpension.
2.1.
Op 22 februari 2025 heeft de politie de hoofdwoning doorzocht. Daarbij is 112,20 gram amfetamine, 804,10 gram hennep en twee luchtbuksen en wapentoebehoren aangetroffen. De burgemeester heeft naar aanleiding hiervan op 16 april 2025 besloten om de hoofdwoning per 29 april 2025 te sluiten voor de duur van drie maanden.
2.2.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de sluiting en de voorzieningenrechter gevraagd om het besluit te schorsen in afwachting van de te nemen besluit op bezwaar. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 28 mei 2025 toegewezen. [1]
2.3.
Met het bestreden besluit van 30 juli 2025 op het bezwaar van eisers is de burgemeester – onder aanvulling van de motivering van zijn besluit– bij de sluiting van de hoofdwoning gebleven. De woning wordt gesloten ‘na de nutsvoorzieningen’ zodat deze bereikbaar blijven voor de exploitatie van de onderneming van eisers. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.4.
De burgemeester heeft de sluiting opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak doet.
2.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van de burgemeester.
2.6.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eisers daartegen. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Is de burgemeester bevoegd om uit sluiting over te gaan?
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester gelet op de aangetroffen situatie in beginsel bevoegd is om tot sluiting van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet over te gaan.
Heeft de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken?Geschiktheid en noodzakelijkheid
4. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of de sluiting voor de duur van drie maanden evenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Eisers voeren aan dat dat er geen noodzaak (meer) is om tot sluiting over te gaan en dat volstaan kan worden met een lichter middel. Bijvoorbeeld een gebiedsverbod voor hun zoon en (ex-)schoondochter. Eisers wijzen er op dat er geen actuele en concrete meldingen van overlast meer zijn en dat er geen aantoonbare aanloop naar de woning is. De meldingen uit het verleden zijn daarvoor volgens eisers onvoldoende. Verder gaat volgens eisers van een gedeeltelijke sluiting van de woning na de nutsvoorzieningen geen signaalwerking uit en is een sluiting gelet op het tijdsverloop geen geschikt middel meer.
5. De voorzieningenrechter zal beoordelen of de sluiting geschikt en noodzakelijk is om de beoogde doelen van sluiting van de hoofdwoning te bereiken en of de sluiting evenwichtig is. [3] In het Damoclesbeleid gemeente Oudewater 2020 is vastgelegd hoe de burgemeester omgaat met sluitingen op grond van de Opiumwet. Bij een eerste overtreding met (soft- en) harddrugs in een woning, wordt in beginsel overgegaan tot een sluiting van tussen de drie en zes maanden. Het besluit is daarmee in lijn met dat beleid.
6. Volgens het beleid heeft een sluiting tot doel om te voorkomen dat de woning verder wordt gebruikt voor drugs-doeleinden, om aan derden het signaal af te geven dat er wordt opgetreden tegen het illegaal gebruik van woningen en om de bekendheid van de woning in het criminele circuit te doorbreken. Het sluiten van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet is een pandgerichte maatregel, die los staat van de persoonlijke betrokkenheid van de bewoners van de woning bij de aangetroffen drugs. De burgemeester mag bij zijn beoordeling van de feiten en omstandigheden uitgaan die de politie heeft vermeld in de betreffende bestuurlijke rapportages.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting nog steeds een geschikt en noodzakelijk middel is om de in het beleid genoemde doelen te bereiken. Dat de woning in het criminele circuit bekend was heeft de burgemeester mogen aannemen gelet op de aangetroffen hoeveelheid hard- en softdrugs, de aangetroffen wapens, de grote hoeveelheden contant geld die bij eisers zoon zijn aangetroffen en het door de politie geconstateerde aannemelijke verband tussen deze woning en een uitgebreider netwerk van drugshandel in Oudewater. Dat de woning een schakel vormde in de keten van drugshandel, heeft de burgemeester gelet daarop ook mogen aannemen.
8. Verder heeft de burgemeester bij zijn beoordeling van de geschiktheid en noodzakelijkheid mogen betrekken dat uit de bestuurlijke rapportages volgt dat er vanaf 2021 diverse meldingen zijn gedaan over verdacht gedrag bij en rondom de woning. Zo wordt er door buurtbewoners gemeld dat er korte bezoekjes aan het kattenhotel worden gebracht, dat er meerdere keren per dag een Mercedes heen en weer rijdt, dat er op het adres in ‘dikke’ auto’s wordt gereden en dat men bezoek krijgt van ‘rare snuiters’. De burgemeester heeft hieruit kunnen concluderen dat er sprake was van enige loop naar de woning en dat dit (mede) geresulteerd heeft in een gevoel van onveiligheid in de buurt. Uit het buurtonderzoek van 4 juni 2025 volgt weliswaar dat het rustiger is geworden op het terrein sinds het vertrek van de zoon van eisers, maar daaruit volgt niet dat het gevoel van onveiligheid is weggenomen. De burgemeester mocht het wegnemen van dat gevoel van onveiligheid daarom nog steeds relevant vinden bij het beoordelen van de geschiktheid en noodzakelijkheid van de sluiting. De voorzieningenrechter plaatst daarbij wel de kanttekening dat uit de verklaringen van buurtbewoners volgt dat dat gevoel niet slechts voortkomt uit het vermoeden van betrokkenheid van het pand bij drugshandel, maar ook uit de nodige familieproblemen waar de buurt getuige van is geweest. Zo zijn er familieruzies geweest en zijn er meldingen gemaakt van huiselijk geweld waarbij ook politie betrokken is geweest. Deze kanttekening doet niet af aan de conclusie dat uit het buurtonderzoek blijkt dat het gevoel van onveiligheid dat verbonden is met de loop naar en vanuit de woning niet verdwenen is na de doorzoeking van de woning in februari 2025.
9. De burgemeester heeft verder bij de beoordeling mogen betrekken dat van de sluiting van de woning een signaalfunctie uitgaat dat hij dergelijk illegaal gebruik van een woning niet tolereert. Daarbij laat een sluiting aan omwonenden zien dat er wordt opgetreden tegen drugshandel. De voorzieningenrechter volgt de stelling van eisers niet dat een sluiting van de woning na de nutsvoorzieningen geen geschikt middel is om de doelen van het Damoclesbeleid te bereiken. De burgemeester heeft namelijk uitgelegd dat hij de sluiting kenbaar zal maken aan de omgeving door een plakkaat op het raam van de woning te hangen.
10. Tot slot heeft de burgemeester bij de beoordeling kunnen betrekken dat er een risico bestaat op recidive. In dat kader heeft hij relevant mogen vinden dat uit het buurtonderzoek blijkt dat een persoon, van wie de woning in Oudewater in 2025 ook op grond van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten, na de politie-inval met zijn hond op het terrein van de woning is gezien. Eisers hebben op de zitting verklaard dat de hond en de kat van die persoon bij hen verblijven, en dat hij daar dus nog komt omdat hij voor zijn dieren zorgt. Hoewel dit door de burgemeester niet wordt betwist, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester zijn aanwezigheid op het terrein als een risico heeft kunnen aanmerken. Deze persoon is een vriend van de zoon van eisers. Hij is vermeend betrokken bij het drugsnetwerk in Oudewater dat aan de zoon van eisers wordt gelinkt. In zijn woning is tevens een handelshoeveelheid drugs aangetroffen. Eisers stellen dat deze persoon daar niks mee te maken had en dat hij erin is geluisd, maar dat volgt niet uit het dossier en ook niet uit de uitspraak van de voorzieningenrechter over de sluiting van zijn woning op grond van de Opiumwet. [4]
11. De voorzieningenrechter volgt eisers tot slot niet in hun stelling dat het feit dat de politie bij een eerder bezoek van de hoofdwoning geen drugs heeft aangetroffen, afdoet aan de noodzaak van de sluiting. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de politie in december 2024 bij de hoofdwoning is geweest wegens een melding van huiselijk geweld. Uit deze informatie blijkt niet dat de woning toen is doorzocht. Dat er destijds door de politie kennelijk niks is gemerkt van de aanwezigheid van drugs, betekent op zichzelf niet dat er toen niks aanwezig was. Het doet verder ook niks af aan het feit dat er bij de inval op 22 februari 2025 wél een handelshoeveelheid hard- en softdrugs is aangetroffen in de woning.
11. De voorzieningenrechter komt gelet op de aangetroffen situatie, de impact daarvan op de woon- en leefomgeving en het risico op recidive tot de conclusie dat het tijdsverloop sinds de inval in de woning niet in de weg staat aan de geschiktheid en de noodzakelijkheid van de sluiting. Dat eisers zelf na de inval diverse maatregelen hebben getroffen om herhaling te voorkomen, maakt dat niet anders. Hoewel deze maatregelen kunnen bijdragen aan het verminderen van de kans op recidive, dragen zij op zichzelf niet bij aan het onttrekken van de woning aan het drugscircuit en geven zij ook geen signaal af naar de buitenwereld dat drugshandel niet wordt getolereerd. Om die reden heeft de burgemeester kunnen concluderen dat een lichter middel niet volstaat.
Evenwichtigheid
11. Eisers voeren aan dat het besluit onevenwichtig is. Door de sluiting wordt inbreuk gemaakt op het woonrecht, terwijl zij zelf slachtoffers zijn van de situatie. Eisers zijn door hun zoon en (ex-)schoondochter uit hun eigen woning gezet en zij waren op geen enkele wijze betrokken bij de drugsvondst. Eisers hebben daarna maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen, namelijk: aangifte tegen hun zoon, het vervangen van de sloten, en het plaatsen van een hek en camera’s. De rust is volgens eisers hersteld en het gestelde recidivegevaar door hun zoon en zijn vriend is onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast is een sluiting ruim zes maanden na de feiten volgens eisers onnodig. De belangen van eisers bij opschorting van de sluiting, met name het voorkomen van reputatieschade voor hun op het terrein gevestigde kattenhotel, zouden zwaarder moeten wegen dan het algemene belang bij sluiting.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een sluiting van de woning voor drie maanden niet onevenwichtig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers niet betrokken zijn bij drugshandel en dat zij geen wetenschap of betrokkenheid hadden bij de illegale activiteiten die zich in de woning afspeelden. Dit neemt echter niet weg dat eisers als eigenaren van de woning verantwoordelijk zijn voor wat er op hun perceel gebeurt. Op de zitting heeft de burgemeester toegelicht dat het verwijt dat eisers wordt gemaakt is gelegen in het feit dat zij dat toezicht onvoldoende hebben uitgeoefend.
11. De voorzieningenrechter kan de burgemeester volgen in zijn standpunt dat niet gezegd kan worden dat iedere verwijtbaarheid bij eisers ontbreekt. Eisers hebben uitgelegd dat zij hun woning ter beschikking hebben gesteld aan hun zoon en (ex-)schoondochter voor de periodes dat zij op reis waren. Op enig moment hebben zoon en (ex-)schoondochter de woning toegeëigend door de sloten te veranderen. Uit de verklaringen op zitting en de overige stukken van het dossier volgt dat eisers die situatie min of meer hebben geaccepteerd. Er zijn in die periode namelijk geen meldingen gemaakt van wederrechtelijk gebruik van de woning en eisers hebben op dat moment hun intrek genomen in een andere (zorg)woning op het terrein. De burgemeester heeft kunnen concluderen dat eisers gelet op deze houding kennelijk hebben aanvaard dat zij geen toegang meer hadden tot de woning en dat zij dus ook geen toezicht meer uitoefenden op het gebruik van de woning. Onder die omstandigheden kan aan eisers een verwijt worden gemaakt. Hoewel eisers stellen dat zij meldingen hebben gedaan van het wedderrechtelijk gebruik en verdachte situaties in de woning, vinden die stellingen geen steun in het dossier. Uit de bestuurlijke rapportages volgt dat er in oktober 2023 een melding is gedaan door eisers, maar dat ging over oplichting door de aannemer van het nieuw te bouwen deel van het kattenhotel. Pas in februari 2025 – vlak voor de politie-inval – volgt er een melding van eiser dat er het laatste jaar steeds vaker onverklaarbare activiteiten plaatsvinden vanuit de hoofwoning. Met regelmaat wordt er beweging gezien in en om de woning in de nacht, maar soms ook overdag. Ook meldt eiser dat hij met regelmaat auto’s ziet staan op de parkeerplaats met ‘vage figuren’. Daaruit volgt dat eiser kennelijk wel eerder aanwijzingen had dat de woning verkeerd werd gebruikt, maar niet dat hij dat destijds ook heeft gemeld. Eerdere meldingen daarover zijn namelijk niet aangetroffen, anders dan meldingen over diefstal van goederen uit de woning en meldingen van huiselijk geweld. De burgemeester erkent echter dat eisers deels slachtoffer zijn van de situatie die door de zoon en (ex-)schoondochter is veroorzaakt, en heeft de verwijtbaarheid naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom terecht als zeer licht geclassificeerd in het kader van de evenwichtigheidstoets.
11. Ten aanzien van de gestelde gevolgen van de sluiting voor eisers en hun onderneming overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het woonrecht van eisers wordt in die zin aangetast door de sluiting dat zij tijdelijk niet kunnen beschikken over hun eigendom. Het is echter zo dat eisers daar al jaren feitelijk niet meer verblijven. Eisers hebben immers intrek genomen in de andere (zorg)woning op het terrein en daar kunnen zij ook verblijven als de hoofdwoning wordt gesloten. De burgemeester heeft het woonrecht daarom in dit geval niet zo zwaar hoeven laten meewegen.
11. Daarnaast is het voorstelbaar dat het kattenhotel van eisers enige (reputatie)schade zal ondervinden door een gedwongen sluiting van de woning, maar die schade is op geen enkele wijze onderbouwd. Verder valt niet uit te sluiten dat dergelijke schade al is veroorzaakt door de politie-inval, en de kenbaarheid daarvan in de buurt. De burgemeester heeft bij het besluit bovendien rekening gehouden met impact van de sluiting van de woning op het kattenhotel. Om die reden is slechts de hoofdwoning gesloten en niet het gehele terrein. Bovendien is de burgemeester bereid om de hoofdwoning te sluiten ná de nutsvoorzieningen in de hal, omdat die nutsvoorzieningen ook (deels) gebruikt worden door het kattenhotel. In het geval van calamiteiten (bijvoorbeeld stoomuitval of lekkage) hebben eisers daarom toegang tot de meterkast in de hoofdwoning. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarmee uitdrukkelijk rekening gehouden met de belangen van eisers.
11. Alles overwegende komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het besluit tot sluiting van de hoofdwoning, waarbij de nutsvoorzieningen toegankelijk blijven voor de onderneming van eisers, voor drie maanden evenwichtig is. Door de sluiting te beperken tot de hoofdwoning, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrijfsbelang van eisers, zijn de gevolgen van de sluiting voor eisers niet onnodig bezwarend in verhouding tot de belangen die met de sluiting worden gediend.
Had de burgemeester proceskosten in bezwaar moeten vergoeden?
11. De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat op grondslag van het bezwaar een heroverweging plaatsvindt van het genomen besluit. De volledige heroverweging kan met zich brengen dat de burgemeester na heroverweging een ander standpunt inneemt dan in het eerste besluit of het eerste besluit nader motiveert. Volgens artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, worden de proceskosten door het bestuursorgaan vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
11. De burgemeester heeft het eerste besluit van 16 april 2025 in het besluit op bezwaar gehandhaafd met een uitgebreidere motvering. Omdat de sluiting van de woning is gehandhaafd en het eerste besluit niet is herroepen, hebben eisers geen recht op vergoeding van de proceskosten in bezwaar. [5] Conclusie en gevolgen
21. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester, gelet op alle in het besluit genoemde omstandigheden, kunnen beslissen om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Het belang van sluiting weegt in dit geval zwaarder dan de belangen van eisers bij het openblijven van de woning.
21. De voorzieningenrechter verklaart het beroep daarom ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester de hoofdwoning aan de [adres] voor drie maanden mag sluiten. Er bestaat om die reden geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
21. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

2.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4.Zie ook de uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2025 (ECLI:NL:RBMNE:2025:2605).
5.De voorzieningenrechter verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:405).