In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van MBO Amersfoort tegen een werknemer, hierna te noemen [verweerder]. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een verstoorde arbeidsverhouding en verwijtbaar handelen van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat er een redelijke grond was voor ontbinding, met name vanwege de verstoorde arbeidsverhouding die was ontstaan door herhaaldelijk ongepast gedrag van de werknemer, waaronder het heimelijk opnemen van gesprekken en het schenden van de geheimhoudingsplicht tijdens een mediationtraject. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding toe, maar kende de werknemer een transitievergoeding toe van € 11.831,14 bruto, omdat de ontbinding niet het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Het verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De arbeidsovereenkomst zal eindigen op 1 december 2025, met inachtneming van de opzegtermijn.