In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Egyptische Grillbar [naam 1] VOF en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft een bestuurlijke boete van € 4.000,- die aan de eiseres was opgelegd wegens overtredingen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De overtredingen betroffen het niet-giraal uitbetalen van het minimumloon aan vier werknemers in de periode van 1 januari tot en met 30 april 2016. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Minister, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 1 maart 2019 heeft eiseres betoogd dat de boete onevenredig was en dat zij niet op de hoogte was van de verplichting tot girale betaling van het minimumloon. De rechtbank heeft overwogen dat de opgelegde boete niet in verhouding stond tot de ernst van de overtreding, vooral gezien het feit dat eiseres het minimumloon wel had uitbetaald, maar dit niet op de juiste wijze had gedaan. De rechtbank heeft de boete gematigd tot € 1.500,- en het bestreden besluit vernietigd. Tevens is de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 2.048,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.