In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, aangeduid als verzoeker, tegen zijn werkgever, RVO Horses B.V. De werknemer verzocht om betaling van een transitievergoeding en vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen. De werknemer was volledig arbeidsongeschikt en had niet in staat geweest om vakantie op te nemen. De kantonrechter oordeelde dat de verjaringstermijn voor de vakantiedagen vijf jaar bedraagt en dat deze termijn niet was verstreken. De werknemer had ook niet ingestemd met het opnemen van vakantiedagen, waardoor deze nog moesten worden uitbetaald. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer toe en oordeelde dat RVO Horses B.V. de transitievergoeding te laat had betaald, wat leidde tot toewijzing van de wettelijke rente. Daarnaast werd RVO veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging over de 13e maand en het salaris van december 2021, evenals de vergoeding voor de niet opgenomen vakantiedagen. De kantonrechter matigde de wettelijke verhoging tot 20% en wees ook buitengerechtelijke incassokosten toe. De proceskosten werden voor rekening van RVO gesteld, omdat deze overwegend ongelijk kreeg.