Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verweerder],
1.Het procesverloop
2.Feiten
3.Het verzoek
primair:
voorlopige voorzieningex
Voor het geval [verzoeker] wel rechtsgeldig is ontslagen als statutair bestuurder, is de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigbaar. Er is namelijk opgezegd in strijd met het opzegverbod bij ziekte, aangezien [verzoeker] zich heeft ziekgemeld vóór ontvangst van de uitnodiging voor de AvA.
[verweerder] moet ook de volledige advocaatkosten van [verzoeker] vergoeden, omdat zij keer op keer in strijd met goed werkgeverschap en ernstig verwijtbaar jegens [verzoeker] heeft gehandeld.
4.Het verweer
De verzoeken tot vernietiging van het (vennootschapsrechtelijke en arbeidsrechtelijke) ontslag en loondoorbetaling kunnen niet bij verzoekschrift worden gedaan, maar moeten in een dagvaardingsprocedure worden behandeld.
De verzoeken terzake de loonstroken en de eindafrekening moeten worden afgewezen, omdat [verweerder] hieraan al heeft voldaan.
Het verzoek aangaande het concurrentiebeding kan worden toegewezen, omdat [verweerder] bereid is [verzoeker] vrijwillig vrij te stellen van de bedingen uit artikel 13 van de arbeidsovereenkomst.
Het verzoek tot betaling van de bonus moet worden afgewezen, omdat [verweerder] deze al heeft voldaan over kwartaal 2 en 3 van 2021 en de bonus over kwartaal 4 niet verschuldigd is.
Met betrekking tot de opties geldt dat er 13.333 opties zijn gevest die [verzoeker] tot 28 februari 2022 mag uitoefenen.
De gevorderde volledige advocaatkosten moeten worden afgewezen, omdat geen grond voor afwijking van het Liquidatietarief bestaat.
De provisionele vordering ex artikel 223 Rv moet worden afgewezen, omdat deze slechts wordt gewezen voor de duur van het geding en het geding met de beslissing op het verzoek voorbij is.
5.De beoordeling
mits alle vergadergerechtigden er schriftelijk mee hebben ingestemd dat de besluitvorming over die onderwerpen plaatsvindt en de bestuurders voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen’ – geldt dat niet is gebleken aan de hiervoor geciteerde voorwaarde is voldaan. Datzelfde gaat op voor de in artikel 2:225 BW opgenomen uitzondering.
Gelet op de erkenning van [verweerder] dat [verzoeker] gerechtigd is de ‘geveste’ opties tegen een prijs van € 0,61 per aandeel uit te oefenen, zal de verzochte veroordeling hiertoe worden toegewezen. De rechtbank zal daarbij uitgaan van 14.166 opties en niet van het door [verzoeker] genoemde aantal (13.333), omdat dat laatste aantal is gebaseerd op de onjuiste aanname dat het dienstverband per 1 december 2021 is geëindigd.
De termijn waarbinnen [verweerder] aan de veroordeling tot medewerking aan de koop van de opties moet voldoen, wordt gesteld op 30 dagen na deze beschikking. Aan de veroordeling wordt een dwangsom verbonden van € 100,- per dag dat niet aan de veroordeling is voldaan, met een maximum van € 10.000,-.