ECLI:NL:RBNHO:2025:6903

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
HAA-22_2070
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over douaneschulden en indeling van goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. die een groothandel in consumentenartikelen drijft, en de inspecteur van de Douane. De zaak betreft een uitnodiging tot betaling (utb) die op 20 juli 2021 aan eiseres is uitgereikt voor een bedrag van € 200.364,99, bestaande uit invoerrechten en rente op achterstallen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze utb, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de inspecteur op 8 februari 2022. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft de inspecteur zijn standpunt herzien en de utb verminderd tot € 146.514,40. De rechtbank heeft op 27 maart 2025 de zitting gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft de indeling van de goederen beoordeeld en vastgesteld dat de inspecteur niet aan zijn bewijslast heeft voldaan voor bepaalde artikelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de utb voor een aantal artikelen niet in stand kan blijven en heeft de uitspraak op bezwaar en de utb vernietigd. Tevens is eiseres in het gelijk gesteld wat betreft de vergoeding van immateriële schade en proceskosten. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2070

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 19 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma)
en

de inspecteur van de Douane, verweerder.

Inleiding

Verweerder heeft op 20 juli 2021 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (de utb) uitgereikt voor een bedrag van € 200.364,99, bestaande uit € 182.589,99 aan invoerrechten en € 17.775,- aan rente op achterstallen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2022 het bezwaar van eiseres tegen de utb ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 4 april 2024 een verweerschrift ingediend. Daarin komt hij ten aanzien van enkele producten tegemoet aan het standpunt van eiseres en concludeert tot vermindering van de utb tot een bedrag aan invoerrechten van in totaal € 146.514,40.
Verweerder heeft op 6 juni 2024 hiertoe ambtshalve een beschikking tot terugbetaling genomen. Daarmee is de utb aan eiseres verminderd met € 36.075,59 aan invoerrechten en € 3.370,13 aan rente op achterstallen.
Verweerder heeft op 13 maart 2025 een nader stuk ingediend. Daarin komt hij ten aanzien van een deel van de producten tot de conclusie dat hij niet aan zijn bewijslast kan voldoen.
Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2025 te Haarlem.
Namens eiseres zijn verschenen [naam 1] , [naam 2] , en [naam 3] , allen werkzaam bij eiseres, en de gemachtigde van eiseres en zijn kantoorgenoot
[naam 4] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [naam 5] ,
mr. drs. [naam 6] en mr. [naam 7] .

Feiten

1. Eiseres drijft een groothandel in diverse consumentenartikelen. De maandaangiften voor het vrije verkeer ten behoeve van die groothandel doet zij met gebruikmaking van de vereenvoudigde procedure door inschrijving van de goederen in haar administratie (GPA [1] ).
2. Verweerder heeft een zogenoemde controle na invoer (CNI) gehouden. De controle was gericht op de juistheid van de indeling van aangegeven goederen over de periode van 1 mei 2016 tot 1 maart 2020. Het definitieve controlerapport dateert van 16 januari 2024.
3. De controle heeft geleid tot de correctie van de indeling van een aantal door eiseres voor het vrije verkeer aangegeven goederen. Verweerder heeft eiseres op de hoogte gebracht van het voornemen om een utb uit te reiken. Eiseres heeft schriftelijk en mondeling op het voornemen gereageerd. Vervolgens heeft verweerder de utb uitgereikt. Deze heeft betrekking op de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016.
4. Eiseres heeft haar bezwaren schriftelijk en mondeling toegelicht. Dit heeft niet geleid tot een ander standpunt van verweerder. In de uitspraak op bezwaar van 8 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de utb ongegrond verklaard.

Geschil en standpunten van partijen

5. In geschil is of de utb terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich primair toe op de vraag of verweerder in 2021 nog tot mededeling van de douaneschulden kon overgaan over de periode van juni tot en met december 2016, subsidiair op de wijze waarop het onderzoek is verricht en meer subsidiair op de indeling van de verschillende goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN).
6. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat verweerder ten onrechte de verlengde verjaringstermijn van artikel 103, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU) heeft toegepast. Deze is volgens haar slechts bedoeld voor gevallen van fraude en er moet ten minste sprake zijn van enig vorm van strafrechtelijk relevante verwijtbaarheid. Dat is hier niet het geval.
Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat de utb niet in stand kan blijven omdat sprake is van onzorgvuldig onderzoek. Verweerder heeft onvoldoende objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten vastgesteld, verweerder heeft ten onrechte geëxtrapoleerd en van de producten die op verzoek van klanten zijn gemaakt (artikelcodes beginnend met een 9), bestaan in het geheel geen afbeeldingen. Tijdens het onderzoek heeft verweerder producten ten onrechte gecorrigeerd. Omdat de controle niet voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en ook niet voldoende is gedocumenteerd, kan op deze basis geen correctie van de indeling plaatsvinden.
Meer subsidiair betoogt eiseres dat verweerder de indeling van een deel van de artikelen ten onrechte heeft gecorrigeerd, omdat zij in de aangiften voor het vrije verkeer correct waren ingedeeld.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de utb. Eiseres verzoekt de rechtbank verweerder te veroordelen in de vergoeding van de integrale proceskosten in verband met het onzorgvuldige onderzoek. Verder verzoekt eiseres om een vergoeding van het betaalde griffierecht en de door haar geleden immateriële schade vanwege de onredelijk lange duur van de procedure.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij terecht de utb aan eiseres heeft uitgereikt. Eiseres heeft onjuiste aangiften ingediend, hetgeen in artikel 10:5, eerste lid, onder a, van de Algemene douanewet (Adw) is gekwalificeerd als een strafbaar feit. Verder meent verweerder dat de CNI zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Voor de gecorrigeerde indeling van de goederen heeft hij gebruik gemaakt van:
- de catalogus 2016 tot en met 2019, door eiseres verstrekt, in het bijzonder de daarin opgenomen foto’s en beschrijving van artikelen;
- zichtmonsters;
- uitslagen van monsteronderzoeken door het Douanelaboratorium;
- de omschrijving en foto’s van artikelen met dezelfde omschrijving;
- nader door eiseres verstrekte informatie.
Verweerder stelt dat hij niet heeft geëxtrapoleerd, alle producten zijn aan de hand van de catalogus van eiseres bekeken. Verweerder stelt zich ook op het standpunt dat hij de utb voldoende heeft gemotiveerd. Voor iedere productgroep is aangegeven op basis van welke bronnen tot een gewijzigde indeling is gekomen, de onderliggende stukken zijn verstrekt, evenals een onderliggende motivering. Het was voor eiseres duidelijk op basis waarvan de indelingscorrecties hebben plaatsgevonden. Eiseres heeft overeenkomstig het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel kunnen reageren op het voornemen en de utb, aldus verweerder.
Verweerder komt verder voor een aantal artikelen terug van de gecorrigeerde indeling en volgt alsnog eiseres. Verweerder heeft eiseres op 6 juni 2024 ambtshalve terugbetaald en de utb verminderd tot een bedrag van € 146.514,40 aan invoerrechten, en de rente op achterstallen tot een bedrag van € 14.404,87. Op 13 maart 2025 heeft verweerder kenbaar gemaakt dat de utb verder verminderd moet worden naar € 82.466,39. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat na de uitspraak van de rechtbank een beschikking zal worden genomen, waarin ook het oordeel van de rechtbank zal worden verwerkt. Voor de overige producten handhaaft verweerder onder nadere motivering de utb.
Verweerder concludeert dat het beroep van eiseres gegrond is en dat het griffierecht en de proceskosten van bezwaar en beroep voor zijn rekening dienen te komen. Omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 2, derde lid van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is volgens verweerder geen afwijking van de forfaitaire proceskostenvergoeding gerechtvaardigd.

Beoordeling van het geschil

Juridisch kader
8. Voor het juridisch kader verwijst de rechtbank naar de aan deze uitspraak gehechte bijlage.

Heeft het onderzoek zorgvuldig plaatsgevonden?

9. Verweerder heeft de correcties van de tariefindeling van de verschillende artikelen van eiseres gebaseerd op onder meer twee bedrijfsbezoeken en de productcatalogus van eiseres. In de uitspraak op bezwaar is vermeld dat tijdens het bedrijfsbezoek van 3 november 2020 bij eiseres zogenoemde zichtmonsters zijn genomen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de controlerend ambtenaar geen artikelen heeft meegenomen, maar dat bedoeld zal zijn dat hij ter plaatse artikelen heeft bekeken. De rechtbank kent geen bewijswaarde toe aan deze zichtmonsters, nu de bevindingen hierover niet zijn neergeslagen in het dossier.
10. Dat verweerder, zoals eiseres stelt, onderzoeksgegevens geëxtrapoleerd zou hebben, blijkt niet uit de stukken van het geding, waarin verweerder de onderzoeksresultaten van alle artikelen heeft opgenomen, met daarbij de uitleg op welke gegevens hij de gecorrigeerde tariefindeling heeft gebaseerd.
11. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de foto’s uit haar productcatalogus te klein (“postzegelformaat”) zijn om nuttig te kunnen zijn bij het vaststellen van de objectieve kenmerken en eigenschappen van de artikelen. Verweerder heeft (het relevante gedeelte uit) de productcatalogus van eiseres aan de rechtbank verstrekt, zowel op papier als elektronisch in een excelbestand. Uit eigen waarneming heeft de rechtbank vastgesteld dat de foto’s groot genoeg zijn om de uiterlijke kenmerken van de artikelen te kunnen vaststellen en merkt daarbij op dat de foto’s in het excelbestand (grotendeels) in kleur zijn en kunnen worden vergroot. In combinatie met de beschrijving van de artikelen in de productcatalogus geven de foto’s voldoende weer wat de duiding van de uiterlijke kenmerken moet zijn. Dit alles betekent dat verweerder zijn onderzoek voldoende zorgvuldig heeft uitgevoerd.

Tariefindeling

Artikelen met een “9”-code

12. Van de artikelen waarvan het artikelnummer begint met een “9” heeft eiseres in haar catalogus geen foto’s opgenomen. Het betreft artikelen die op bestelling worden gemaakt. Van deze artikelen is wel bekend op welke artikelen (die wél met een foto in de catalogus van eiseres zijn opgenomen) zij zijn gebaseerd. In een e-mail van eiseres aan verweerder van 19 maart 2021 verklaart eiseres hierover het volgende:
“De artikelen beginnend met een 9 zijn specials, gebaseerd op een artikel uit onze collectie, bijvoorbeeld omdat het artikel een andere verpakking heeft.”
De rechtbank is van oordeel dat deze artikelen op basis van de gegevens van de artikelen waarop zij zijn gebaseerd kunnen worden ingedeeld, hetgeen betekent dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem voorgestane indeling de juiste is. Het ligt vervolgens op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat de indeling door verweerder onjuist is, temeer daar eiseres correspondeert met haar opdrachtgevers over deze producten en dus beschikt of heeft beschikt over aanvullende gegevens om desgewenst haar standpunt te onderbouwen. Eiseres heeft geen inhoudelijke gronden ingebracht tegen de indeling door verweerder.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding de uitspraak op bezwaar ten aanzien van de artikelen met een “9”-code te vernietigen, behalve waar het betreft de “9” artikelen uit de categorie thee- en windlichten (zie hierna onder 14).

Artikelen per productgroep

Thee- en windlichten
14. Eiseres bepleit indeling in GN-onderverdeling 9405 5000 (niet-elektrische verlichtingstoestellen), respectievelijk GN-onderverdeling 8306 2900 (versieringsvoorwerpen van onedel metaal). Verweerder staat indeling voor in GN-onderverdeling 7013 9900 (glaswerk voor binnenhuisversiering), GN-onderverdeling 6913 1000 (versieringsvoorwerpen van porselein) respectievelijk GN-onderverdeling 6913 9093 (versieringsvoorwerpen van keramiek).
15. In de utb is een bedrag van € 8.462,79 aan invoerrechten opgenomen voor ‘theelichten India’, een bedrag van € 7.667,58 aan invoerrechten voor ‘windlichten’ en een bedrag van € 78.105,12 aan invoerrechten voor ‘theelichten China’. Bij brief van 13 maart 2025 heeft verweerder zich op het nadere standpunt gesteld dat hij voor een aantal van deze artikelen niet heeft voldaan aan zijn bewijslast. Uitgaande van dit nadere standpunt zijn voor deze artikelen nog in geschil bedragen aan invoerrechten van € 2.237,37 (‘theelichten India’), € 3.455,63 (windlichten) en € 24.494,48 (theelichten China).
16. Over de nog in geschil zijnde artikelen overweegt de rechtbank dat niet-elektrische verlichtingstoestellen zich onderscheiden van glaswerk voor binnenhuisversiering door de aanwezigheid van een als zodanig herkenbare voorziening om een waxinelichtje of een kaars te fixeren. Verweerder stelt dat hij aan de hand van de foto’s in de catalogus van eiseres heeft kunnen vaststellen dat deze artikelen geen zichtbare voorziening hebben om een waxinelichtje of een kaars te fixeren, waardoor zij niet als niet-elektrisch verlichtingstoestel kunnen worden ingedeeld.
17. Eiseres heeft in de motivering van het beroep vijf artikelen specifiek benoemd waarvan op de foto’s in de catalogus de voorzieningen om een waxinelichtje of een kaars te kunnen fixeren zichtbaar zijn. Ter zitting heeft eiseres ter illustratie van de aard van de voorziening in deze artikelen een losse metalen houder getoond, zoals die in deze artikelen aanwezig is, met een bakje waarin een waxinelichtje wordt geplaatst en drie metalen haken die over de rand van het glaswerk worden gehangen, zodat het waxinelichtje op een vaste plek in het glaswerk rust.
18. Ten aanzien van deze vijf artikelen heeft verweerder voor het artikel met nummer 645313 zich ter zitting nader op het standpunt gesteld dat hij eiseres volgt in de indeling als niet-elektrisch verlichtingstoestel. Van de artikelen met nummers 645185, 645225, 865278 en 865474 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij de schaduwen op de foto’s uit de catalogus van eiseres, die hij heeft gebruikt voor het vaststellen van de utb, niet kan interpreteren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat in die artikelen geen speciale voorziening is aangebracht om een waxinelichtje of een kaars te fixeren, zodat hij voor deze artikelen onvoldoende grond heeft om van de aangiften van eiseres af te wijken. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar en de utb in zoverre vernietigen.
18. Vier artikelen uit deze productgroep zijn afkomstig uit de zogenoemde “9” categorie: het betreft de artikelen met nummers 949843, 975677, 983757 en 983791. Ten aanzien van artikel 975677 heeft verweerder ter zitting aangegeven dat hij niet voldoet aan zijn bewijslast om van de aangifte af te wijken.
Van de artikelen 949843 en 983791 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij de schaduwen of verkleuringen op de foto’s van de artikelen waarop deze artikelen zijn gebaseerd die hij heeft gebruikt voor het vaststellen van de utb, niet kan interpreteren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat in deze artikelen geen speciale voorziening is aangebracht om een waxinelichtje of een kaars te fixeren, zodat hij voor deze artikelen onvoldoende grond heeft om van de aangiften van eiseres af te wijken. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar en de utb in zoverre vernietigen.
20. Ten aanzien van artikel 983757 volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat dit artikel (dat blijkens de foto in de catalogus van eiseres is vervaardigd uit doorzichtig glas) geen zichtbare speciale voorzieningen heeft om een kaars of een waxinelichtje te fixeren. Voor dit artikel heeft verweerder voldaan aan zijn bewijslast dat het over de objectieve kenmerken en eigenschappen beschikt op basis waarvan het moet worden ingedeeld in GN-onderverdeling 7013 9900 (glaswerk voor binnenhuisversiering). De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
21. Voor de overige artikelen van de soorten ‘thee- en windlichten’ heeft eiseres de stelling van verweerder, dat deze artikelen geen specifieke voorzieningen hebben waarmee een waxinelichtje of een kaars kunnen worden gefixeerd, onvoldoende weersproken. De enkele algemene stelling dat de overige artikelen ook speciale voorzieningen hebben, is hiertoe onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de algemene en ongespecificeerde stellingen dat in veel van de artikelen folie zou zijn aangebracht of dat de artikelen zouden zijn vervaardigd uit glas van een bepaalde dikte. Hieruit volgt dat verweerder voor deze overige nog in geschil zijnde thee- en windlichten heeft voldaan aan zijn bewijslast dat deze over de objectieve kenmerken en eigenschappen beschikken op basis waarvan zij moeten worden ingedeeld in GN-onderverdeling 7013 9900 (glaswerk voor binnenhuisversiering), GN-onderverdeling 6913 1000 (versieringsvoorwerpen van porselein) respectievelijk GN-onderverdeling 6913 9093 (versieringsvoorwerpen van keramiek). De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar en de utb vernietigen overeenkomstig het door verweerder in zijn brief van 13 maart 2025 ingenomen standpunt (zie ook overweging 15 hiervoor).
Takken
22. Ten aanzien van vier artikelen (met nummers 687426, 687427, 724734 en 724735) heeft eiseres ter zitting de beroepsgronden ingetrokken. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
23. Ten aanzien van de nog in geschil zijnde takken is tussen partijen niet in geschil dat zij zijn gemaakt van kunststof. Blijkens de foto’s en de beschrijvingen in de catalogus van eiseres gaat het om naaldboomtakken, al dan niet voorzien van kunstsneeuw, -ijs en/of -bessen. Eiseres bepleit indeling in GN-onderverdeling 9505 1090 (kerstfeestartikelen van andere stoffen dan glas) omdat de kunstdennentakken delen zijn van kunstkerstbomen, zodat zij de indeling van kunstkerstbomen volgen. Verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 6702 1000 voor (kunstloofwerk van kunststof).
24. Dat een kerstboom van kunststof in zijn geheel een kerstfeestartikel kan zijn in de zin van GN-onderverdeling 9505 1090, betekent niet dat dit ook geldt voor de onderhavige artikelen. De takken hebben geen objectieve kenmerken en eigenschappen waardoor zij herkenbaar zijn als kerstfeestartikel, zodat zij niet kunnen worden ingedeeld in GN-post 9505. Het maakt dan niet uit of de versiering wel of niet een verwijzing naar een seizoen bevat. Dit betekent dat de takken, als kunststoffen nabootsingen van naaldboomtakken, moeten worden ingedeeld als kunstloofwerk van GN-onderverdeling 6702 1000. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Sprays
25. De artikelen die eiseres omschrijft als spray zijn kunsttakken, zijnde nabootsingen van takken van loof- en naaldbomen, al dan niet gedecoreerd en in die zin vergelijkbaar met de hiervoor genoemde takken.
26. Ten aanzien van zeven artikelen (met nummers 474671, 474755, 649077, 681206, 689075, 689076 en 724801) heeft eiseres zich in beroep op het standpunt gesteld dat zij niet de objectieve kenmerken en eigenschappen hebben van takken die afkomstig zijn van een imitatiekerstboom. Eiseres heeft geen andere gronden ingebracht tegen de door de inspecteur voorgestane indeling. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
27. Ten aanzien van de nog in geschil zijnde sprays is tussen partijen niet in geschil dat zij zijn gemaakt van kunststof. Blijkens de foto’s in de catalogus van eiseres gaat het om naaldboomtakken, al dan niet voorzien van kunstsneeuw, vogelhuisjes, gedroogd fruit, noten, kunststof vogeltjes, glitter en/of bessen. Eiseres bepleit indeling in GN-onderverdeling 9505 1090 (kerstfeestartikelen van andere stoffen dan glas), omdat de kunstdennentakken delen zijn van kunstkerstbomen, zodat zij de indeling van kunstkerstbomen volgen. Verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 6702 1000 voor (kunstloofwerk van kunststof).
28. Dat een kerstboom van kunststof in zijn geheel een kerstfeestartikel kan zijn in de zin van GN-onderverdeling 9505 1090, betekent niet dat dit ook het geval is bij de onderhavige artikelen. De takken hebben geen objectieve kenmerken en eigenschappen waardoor zij herkenbaar zijn als kerstfeestartikel, zodat zij niet kunnen worden ingedeeld in GN-post 9505. Het maakt dan niet uit of de versiering wel of niet een verwijzing naar een seizoen bevat. Dit betekent dat de sprays, als kunststoffen nabootsingen van takken van naaldbomen, moeten worden ingedeeld als kunstloofwerk van GN-onderverdeling 6702 1000. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Rozen, bloemen en poinsettia’s
29. Alle in geschil zijnde rozen, bloemen en poinsettia’s zijn vervaardigd van kunststof en voorzien van een klemmetje waarmee zij aan andere voorwerpen kunnen worden bevestigd. De poinsettia’s zijn geen nabootsingen van de gehele plant (poinsettia of kerstster), maar van alleen het bovenste gedeelte van de plant (de gekleurde bladeren /de bloemetjes). Eiseres bepleit indeling in GN-onderverdeling 9505 1090 (kerstfeestartikelen van andere stoffen dan glas), verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 6702 1000 voor (kunstbloemen respectievelijk kunstloofwerk van kunststof). De rechtbank volgt niet het betoog van eiseres, dat, nu de rozen, bloemen en poinsettia’s met deze klemmetjes in een kerstboom kunnen worden bevestigd, het reeds daardoor kerstfeestartikelen zijn in de zin van GN-onderverdeling 9505 1090, zoals uitgelegd door de Hoge Raad in het arrest van 10 april 2009 [2] . Dat zou immers betekenen dat elk willekeurig lichtgewicht artikel met een bevestigingsmechanisme aangemerkt moet worden als kerstboomversiering. Een dergelijke ruime uitlegging volgt niet uit het arrest van de Hoge Raad en ook overigens niet uit GN-post 9505.
30. Dat de nabootsing van een poinsettia (kerstster) in zijn geheel, als plant, een kerstfeestartikel kan zijn in de zin van GN-onderverdeling 9505 1090, betekent niet dat dit ook het geval is bij de onderhavige artikelen, die alleen bestaan uit een (nabootsing van) de bovenste bladeren met de bloemen van die plant. De rozen, bloemen en poinsettia’s hebben geen objectieve kenmerken en eigenschappen waardoor zij herkenbaar zijn als kerstfeestartikel, zodat zij niet kunnen worden ingedeeld in GN-post 9505.
In GN-post 6702 worden kunstbloemen en kunstloofwerk en artikelen van kunstbloemen en kunstloofwerk met name genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank staat de aanwezigheid van de klemmetjes niet in de weg aan de indeling onder deze post. Dit wordt bevestigd door de toelichting IDR op GS-post 67.02:
“ The heading includes artificial flowers, foliage or fruit fitted with a pin or other minor fastening device.”
Hieruit volgt dat verweerder voor de rozen, bloemen en poinsettia’s heeft voldaan aan zijn bewijslast dat zij over de objectieve kenmerken en eigenschappen beschikken op basis waarvan zij moeten worden ingedeeld in GN-onderverdeling 6702 1000. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Kransen
Ronde kransen van kunstloofwerk
31. Ten aanzien van de kransen is in de eerste plaats in geschil de indeling van ronde kransen van kunstloofwerk, al dan niet gedecoreerd met kunstsneeuw, kunstrijp of kunstbesjes. De kransen variëren in diameter van 25 centimeter tot 4,50 meter. Zij zijn niet voorzien van lusjes waarmee zij zonder meer kunnen worden bevestigd in een kerstboom (met uitzondering van de hartvormige krans met eieren). Eiseres stelt zich op het standpunt dat de kransen moeten worden ingedeeld als kerstfeestartikelen in GN-onderverdeling 9505 1090, omdat de kunstdennentakken waarvan de kransen zijn gemaakt delen zijn van kunstkerstbomen, zodat zij de indeling van kunstkerstbomen volgen. Het betreft uitdrukkelijk geen winterdecoratie, maar kerstdecoratie, omdat dergelijke kransen in Australië, waar Kerst in de zomer valt, worden verkocht als ‘kerstkrans’.
Verweerder meent dat de kransen als nabootsingen van natuurlijke takken moeten worden ingedeeld als artikelen van kunstloofwerk van GN-onderverdeling 6702 1000, omdat zij dienen als binnenhuisversiering. De aanwezigheid van sneeuw en besjes versterkt het decoratieve karakter.
32. Tussen partijen is niet in geschil dat de kransen niet bestemd zijn om te dienen als kerstboomversiering. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, de afmeting en het ontbreken van een ophanglusje zal de rechtbank partijen hierin volgen. De rechtbank is van oordeel dat overige artikelen alleen als kerstfeestartikelen kunnen worden ingedeeld als zij een verwijzing naar het kerstfeest bevatten. Het arrest van de Hoge Raad, genoemd onder 29, had betrekking op kerstboomversiering. Dat de kransen (mede) bestaan uit kunstdennentakken betekent niet dat zij kunnen worden aangemerkt als delen van kunstkerstbomen en reeds daarom in GN-post 9505 moeten worden ingedeeld. De kransen bevatten ook overigens geen verwijzing naar het kerstfeest. Het maakt dan niet uit of de versiering wel of niet een verwijzing naar een seizoen bevat. Dit betekent dat de kransen moeten worden ingedeeld als kunstloofwerk van GN-onderverdeling 6702 1000. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Kransen met eieren
33. Verder is in geschil de indeling van een artikel dat bestaat uit twee ronde kransen die zijn gedecoreerd met kunsteieren, -bloemen en -vlinders. De eieren zijn nabootsingen van natuurlijke eieren (gelijkend op kwartel- of kievitseieren), en niet van beschilderde eieren.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat deze kransen moeten worden ingedeeld als paasfeestartikelen in GN-onderverdeling 9505 9000, verweerder meent dat de kransen moeten worden ingedeeld in GN-onderverdeling 6702 1000 als artikelen van kunstloofwerk.
De enkele aanwezigheid van de eieren is, anders dan eiseres meent, onvoldoende als verwijzing naar het paasfeest. De versiering met eieren, bloemen en vlinders is te algemeen en zou hooguit als lenteversiering kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat ook deze kransen moeten worden ingedeeld als kunstloofwerk van GN-onderverdeling 6702 1000. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Hartvormige kransen
34. Ten aanzien van de hartvormige kransen (artikelen 726884 en 726885) heeft eiseres ter zitting de gronden van haar beroep ingetrokken. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Hartvormige krans met eieren
35. Tot slot is in geschil de indeling van een hartvormige krans, die is voorzien van ophanglusje en is gedecoreerd met kunsteieren (gelijkend op kwartel- of kievitseieren). De takken van het vlechtwerk zijn natuurproducten en de kransen hebben de vorm van een hart (artikel 830128). Het product wordt in de catalogus van eiseres aangeduid als ‘krans natuur hart’. Eiseres stelt zich op het standpunt dat deze kransen moeten worden ingedeeld als paasfeestartikelen in GN-onderverdeling 9505 9000, verweerder meent dat de kransen moeten worden ingedeeld in GN-onderverdeling 6702 1000 als artikelen van kunstloofwerk.
De enkele aanwezigheid van de eieren is, anders dan eiseres meent, onvoldoende als verwijzing naar het paasfeest. De versiering met eieren, bloemen en vlinders is te algemeen en zou hooguit als lenteversiering kunnen worden aangemerkt. Dit betekent ook dat deze kransen moeten worden ingedeeld als kunstloofwerk van GN-onderverdeling 6702 1000. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Sterren
36. Het betreft artikelen die bestaan uit een raamwerk in de vorm van een vijfpuntige gelijkzijdige ster, waarop kunstdennentakken, kunstbesjes en dennenappels zijn bevestigd. Een van de artikelen is ook voorzien van kunstsneeuw. De diameter van de sterren varieert van 30 tot 45 centimeter. Eiseres meent dat de sterren moeten worden ingedeeld als kerstfeestartikel in GN-onderverdeling 9505 1090, omdat de vorm van de ster onlosmakelijk verbonden is met het kerstfeest. Verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 6702 1000 voor, als artikelen van kunstloofwerk. Naar het oordeel van de rechtbank is de vorm van een ster te algemeen om reeds daardoor in direct verband te kunnen worden gebracht met het kerstfeest. Ook de op de sterren aangebrachte versiering bevat geen directe verwijzing naar het kerstfeest, zoals de rechtbank ook onder 32 hiervoor heeft overwogen. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Fotolijsten poly
37. Het betreft fotolijsten van kunststof, variërend in doorsnede van 7 tot 10 centimeter. De lijsten hebben hetzij gedecoreerde randen (schors, boomvruchten, bladeren), hetzij de vorm van een ster. Alle lijsten zijn voorzien van een ophanglusje.
Eiseres bepleit indeling in GN-onderverdeling 9505 1090 (kerstfeestartikelen van andere stoffen dan glas), omdat zij voorzien zijn van een ophanglusje, verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 3926 4000 (andere artikelen van kunststof) voor.
38. De rechtbank volgt niet het betoog van eiseres, dat, nu de fotolijsten zijn voorzien van een ophanglusje waarmee zij een kerstboom kunnen worden bevestigd, het reeds daardoor kerstfeestartikelen zijn in de zin van GN-onderverdeling 9505 1090, zoals uitgelegd door de Hoge Raad in het arrest van 10 april 2009 [3] . Dat zou immers betekenen dat elk willekeurig lichtgewicht artikel met een bevestigingsmechanisme aangemerkt moet worden als kerstboomversiering. Een dergelijke ruime uitlegging volgt niet uit het arrest van de Hoge Raad en ook overigens niet uit GN-post 9505. Voor de indeling zijn aldus ook de overige objectieve kenmerken en eigenschappen van het product van belang.
39. De fotolijsten hebben een uitsparing en omlijsten een toe te voegen foto, waardoor zij niet bestemd zijn als versiering als zodanig. Zij hebben geen objectieve kenmerken en eigenschappen waardoor zij herkenbaar zijn als kerstfeestartikel, zodat zij ook overigens niet kunnen worden ingedeeld in GN-post 9505. De rechtbank volgt ook verweerder niet in zijn standpunt dat het ‘beeldjes en andere versieringsvoorwerpen’ betreft, omdat zij als gedecoreerde gebruiksvoorwerpen dienen voor het omlijsten van een foto. Het utilitaire karakter overheerst, het zijn geen voorwerpen die zonder foto ter decoratie worden neergezet of opgehangen. De fotolijsten moeten, gelet op de stof waaruit zij bestaan, worden ingedeeld in GN-post 3926. Hieruit volgt dat indeling moet plaatsvinden in GN-onderverdeling 3926 9097, als andere kunststof artikelen. Op deze onderverdeling is hetzelfde tarief van toepassing als op de onderverdeling waarvan verweerder uitgaat (3926 4000). De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Etagères
40. Het betreft ijzeren etagères, door eiseres in haar catalogus als zodanig omschreven. De etagères variëren in diameter van 29,5 tot 115 cm en in hoogte van 45 tot 240 cm. Eiseres bepleit indeling als versieringsvoorwerpen van onedel metaal in GN-onderverdeling 8306 2900, verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 7323 9900 voor, als huishoudelijke artikelen van ijzer.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de producten in haar aangiften voor het vrije verkeer heeft omschreven als “etagère ijzer”. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van de foto’s en beschrijvingen in de catalogus en de beschrijving in de aangiften voor het vrije verkeer heeft voldaan aan zijn bewijslast dat eiseres etagères en dus huishoudelijke artikelen in het vrije verkeer heeft gebracht en geen versieringsvoorwerpen. Indien eiseres desondanks meent dat het gaat om versieringsvoorwerpen, dan rust op haar de bewijslast. Eiseres heeft alleen de blote stelling dat het gaat om versieringsvoorwerpen aangevoerd en dat is onvoldoende om de etagères niet aan te merken als huishoudelijke artikelen. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Zinken dienbladen
41. Het betreft dienbladen van zink, door eiseres in haar catalogus omschreven als ‘tray zink / handvat’. Drie soorten dienbladen hebben afmetingen van 31 x 21 x 5,5 cm, van de vierde soort blijkt de afmeting niet uit de stukken. Uit de foto’s in de catalogus van eiseres blijkt dat alle dienbladen een opstaande rand en handgrepen hebben. Eiseres bepleit indeling als versieringsvoorwerpen van onedel metaal in GN-onderverdeling 8306 2900, verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 7907 000 voor, als andere werken van zink.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de producten in haar aangiften voor het vrije verkeer heeft omschreven als “tray zink”. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van de foto’s en beschrijvingen in de catalogus en de beschrijving in de aangiften voor het vrije verkeer heeft voldaan aan zijn bewijslast dat eiseres dienbladen in het vrije verkeer heeft gebracht en geen versieringsvoorwerpen. Indien eiseres desondanks meent dat het gaat om versieringsvoorwerpen, dan rust op haar de bewijslast. Eiseres heeft alleen de blote stelling dat het gaat om versieringsvoorwerpen aangevoerd en dat is daartoe onvoldoende. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Emmers
42. Op één artikelcode na gaat het om zinken emmers met handvat, die eiseres als zodanig heeft omschreven in haar catalogus. Van een aantal emmers blijkt de afmeting niet uit de stukken, de overige emmers variëren in grootte van 6 x 6 cm tot 41,5 x 21 cm.
Eiseres bepleit indeling als versieringsvoorwerpen van onedel metaal in GN-onderverdeling 8306 2900, verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 7907 000 voor, als andere werken van zink.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de producten in haar aangiften voor het vrije verkeer heeft omschreven als “emmer zink”. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van de foto’s en de beschrijvingen in de catalogus en de beschrijving in de aangiften heeft voldaan aan zijn bewijslast dat eiseres emmers in het vrije verkeer heeft gebracht en geen versieringsvoorwerpen. Dat sommige emmers heel klein zijn acht de rechtbank onvoldoende om deze aan te merken als miniatuur met een overwegend decoratief karakter. Ook in klein formaat behouden de emmers hun utilitaire karakter. Indien eiseres desondanks meent dat het gaat om versieringsvoorwerpen, dan rust op haar de bewijslast. Eiseres heeft slechts en pas ter zitting aangevoerd dat de emmers niet waterdicht zijn, maar heeft ook toegelicht dat deze eigenschap van de emmers niet uit de stukken blijkt, maar alleen fysiek kon worden waargenomen. De rechtbank acht eiseres hiermee niet geslaagd in haar bewijslast. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
43. Eén artikelcode betreft een set van ijzeren emmers met handvat die eiseres als zodanig heeft omschreven in haar catalogus. De afmeting van deze emmers blijkt niet uit de stukken. Eiseres bepleit indeling als versieringsvoorwerpen van onedel metaal in GN-onderverdeling 8306 2900, verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 7323 9900 voor, als huishoudelijke artikelen van ijzer.
De rechtbank stelt vast dat eiseres het product in haar aangifte voor het vrije verkeer heeft omschreven als “emmer ijzer”. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van de foto en de beschrijving in de catalogus en de beschrijving in de aangifte heeft voldaan aan zijn bewijslast dat eiseres emmers in het vrije verkeer heeft gebracht en geen versieringsvoorwerpen. Indien eiseres desondanks meent dat het gaat om versieringsvoorwerpen, dan rust op haar de bewijslast. Eiseres heeft slechts en pas ter zitting aangevoerd dat de emmers niet waterdicht zijn, maar heeft ook toegelicht dat deze eigenschap van de emmers niet uit de stukken blijkt, maar alleen fysiek kon worden waargenomen. De rechtbank acht eiseres hiermee niet geslaagd in haar bewijslast. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Gieters
44. Net als bij de hiervoor genoemde emmers, gaat het om zowel zinken als ijzeren gieters, die eiseres in haar catalogus en haar aangiften voor het vrije verkeer als zodanig heeft omschreven. De grootste gieter heeft een inhoud van 10 liter, de kleinste heeft een afmeting van 12 x 6 x 6,5 cm. Op de gronden zoals hiervoor beschreven bij ‘emmers’ is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet in haar bewijslast is geslaagd. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Guirlandes
45. In beroep zijn alleen nog in geschil de groene guirlandes. Blijkens de foto’s in de catalogus van eiseres gaat het om slingers van de soort die dienen ter versiering. Niet in geschil is dat de guirlandes een slappe structuur hebben, overal even breed zijn en variëren in lengte van 2 meter tot 2,70 meter. Van de guirlandes in andere kleuren volgt verweerder het standpunt van eiseres dat het kerstfeestartikelen betreft van GN-onderverdeling 9505 1090. Voor de groene guirlandes stelt verweerder zich op het standpunt dat zij vanwege hun groene kleur moeten worden aangemerkt als nabootsing van takken en daarom moeten worden ingedeeld als kunstloofwerk van GN-onderverdeling 6702 1000.
De rechtbank is van oordeel dat de guirlandes door hun hiervoor opgenomen objectieve kenmerken en eigenschappen – ongeacht hun kleur – bestemd zijn om als slinger in een kerstboom te worden gedrapeerd. Zij moeten worden ingedeeld als kerstfeestartikel in GN-onderverdeling 9505 1090. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar en utb in zoverre vernietigen.
Dennenappels
46. Alle in geschil zijnde dennenappels zijn gedroogd, bedekt met glitter en voorzien van een ophanglusje. Eiseres bepleit indeling in GN-onderverdeling 9505 1090 (kerstfeestartikelen van andere stoffen dan glas), verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 0604 9090 (gedroogd loof voor bloemstukken of voor versiering) voor.
47. De rechtbank is van oordeel dat deze dennenappels zijn aan te merken als artikelen voor kerstboomversiering in de zin van onderdeel A.1. van de toelichting IDR op GS-post 95.05, zoals uitgelegd door de Hoge Raad in het arrest van 10 april 2009 [4] . Zij zijn afkomstig van dennenbomen en daardoor naar hun aard geschikt om zonder meer te worden bevestigd in een kerstboom. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar en utb in zoverre vernietigen.
Glitter diversen
48. In zijn verweerschrift heeft verweerder zich nader op het standpunt gesteld dat de kleine glitterfiguren overeenkomstig het standpunt van eiseres moeten worden ingedeeld als feestartikelen van GN-post 9505. Voor wat betreft de ornamenten, voorzien van glitters en een ophanglus, volgt verweerder het standpunt van eiseres dat het kerstboomversieringen zijn in de zin van onderdeel A.1. van de toelichting IDR op GS-post 95.05, zoals uitgelegd door de Hoge Raad in het eerder vermelde arrest van 10 april 2009. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar en utb in zoverre vernietigen.
49. De utb en de uitspraak op bezwaar omvatten ook losse glitter, in diverse kleuren, waarmee geen figuren worden uitgebeeld. Eiseres heeft deze glitter ingedeeld als kerstversiering van GN-onderverdeling 9505 1090, verweerder staat indeling voor in GN-onderverdeling 3926 9097, als andere artikelen van kunststof. Eiseres heeft in haar beroepschrift toegelicht dat alleen van die artikelen waartegen zij gronden inbrengt de indeling in geschil is. Tegen de indeling van de losse glitter heeft zij geen gronden ingebracht. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Ledlampen
50. Van deze groep artikelen zijn slechts nog de LED-filamentlampen in geschil. Verweerder staat indeling in GN-onderverdeling 8543 7090 voor (als ‘andere elektrische apparaten met een eigen functie’). Ter zitting heeft eiseres onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van 8 december 2016, C-600/15 (Lemnis Lighting BV) [5] de gronden van het beroep tegen dit deel van de uitspraak op bezwaar ingetrokken. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Led-rendieren
51. Verweerder stelt zich, in de utb en in de uitspraak op bezwaar, op het standpunt dat deze artikelen moeten worden ingedeeld in GN-onderverdeling 9405 4039 (verlichtingstoestellen van kunststof). Eiseres heeft in haar beroepschrift toegelicht dat alleen van die artikelen waartegen zij gronden inbrengt de indeling in geschil is. Eiseres heeft tegen de indeling van de led-rendieren geen gronden ingebracht. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding de uitspraak op bezwaar op dit onderdeel te vernietigen.
Kunststoffen minibomen
52. Van de € 9.261,62 uit de utb is in beroep nog € 482,69 in geschil. Van de artikelen die niet meer in geschil zijn heeft verweerder het standpunt van eiseres over de indeling gevolgd. Aldus zijn er nog drie artikelen in geschil. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij ook voor wat betreft artikel 480964 het standpunt van eiseres volgt (net zoals hij eerder heeft gedaan voor artikel 480960). De twee uiteindelijk nog in geschil zijnde artikelen hebben een uitlopende en weer inspringende vorm waarmee een boom wordt weergegeven. Verspreid over het oppervlak is LED-verlichting aangebracht.
52. Eiseres bepleit indeling in GN-onderverdeling 9505 1090 (kerstfeestartikelen van andere stoffen dan glas), als kunstkerstbomen. Verweerder staat indeling voor als verlichtingstoestellen van GN-onderverdeling 9405 4039. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de twee kunstbomen als kunstkerstbomen worden ingedeeld in GN-onderverdeling 9405 4039. De vorm van de artikelen, uitlopend en inspringend, is dermate typerend dat het zij zonder meer herkenbaar zijn als gestileerde kerstboom. Het schijnsel van de LED-verlichting, die verspreid over het oppervlak is aangebracht, dient om het silhouet van het artikel als kerstboom te benadrukken, de verlichting is niet een doel op zich. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar en de utb in zoverre vernietigen.
54. In de toelichting op de gronden van haar beroep heeft eiseres uiteengezet dat zij het voor een deel van de artikelen eens is met de indeling door verweerder. In de toelichting van de gronden is zij uitsluitend ingegaan op de artikelen waarvan wat haar betreft de indeling nog in geschil is. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de indeling van artikelen (dan wel productcategorieën) die tussen partijen niet in geschil is.

Verlengde verjaringstermijn

55. De douaneschulden ter zake van de aangiften die zijn gedaan op in de periode juni tot en met december 2016 zijn meer dan drie jaar voorafgaand aan de uitreiking van de utb (op 20 juli 2021) ontstaan, ook indien overeenkomstig artikel 103, derde lid, onder b, van het DWU, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015, de periode van 30 dagen vanaf het doen van de mededeling in de zin van artikel 22, zesde lid, van het DWU, buiten beschouwing wordt gelaten. Dat betekent dat de utb alleen in stand kan blijven indien de verlengde verjaringstermijn van artikel 7:7 van de Adw kan worden toegepast.
55. De mededeling van een douaneschuld moet op grond van artikel 103, eerste lid, van het DWU plaatsvinden binnen een termijn van drie jaren nadat de douaneschuld is ontstaan. Deze termijn kan op grond van artikel 103, tweede lid, van het DWU echter worden verlengd tot minimaal vijf en maximaal tien jaar wanneer de douaneschuld is ontstaan ingevolge een handeling die op het tijdstip dat zij werd verricht strafrechtelijk vervolgbaar was. In artikel 7:7 van de Adw is die termijn bepaald op vijf jaar. In artikel 10:5, eerste lid, onderdeel a, van de Adw werd tot 1 juli 2024 bepaald dat een ingevolge de douanewetgeving onjuist of onvolledig doen van de vereiste aangifte een strafbaar feit is.
55. Zoals deze rechtbank al eerder heeft geoordeeld [6] vormt opzet of schuld van deze overtreding niet een bestanddeel en dus evenmin een toepassingsvoorwaarde voor de verlengde verjaringstermijn. Uit de door eiseres aangehaalde passages uit het Handboek Douane kan niet worden afgeleid dat verweerder een interpretatief beleid heeft gevoerd waarin een andere uitleg van de toepasselijke bepalingen uit de Adw wordt voorgestaan. Dat opzet of schuld geen voorwaarde vormt voor toepassing van de verlengde verjaringstermijn komt ook niet in strijd met het Unierecht. Het begrip ‘strafrechtelijk vervolgbare handeling’ heeft in het kader van de verlengde verjaringstermijn betrekking op handelingen die in de rechtsorde van de heffende lidstaat als strafbare feiten in de zin van het nationale strafrecht worden aangemerkt [7] . Uit het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2016 [8] volgt verder dat een strafrechtelijk vervolgbare handeling zich in dit verband reeds voordoet indien aan een delictsomschrijving is voldaan. De stelling van eiseres dat bij strafrechtelijk vervolgbare handelingen moet worden gedacht aan specifieke categorieën (ernstigere) strafbare feiten, vindt geen steun in de wettelijke bepalingen of de jurisprudentie. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat de verjaringstermijn van artikel 103, eerste lid, van het DWU door haar uitleg van de relevante bepalingen uit de Adw een dode letter wordt, aangezien deze driejaarstermijn als hoofdregel van toepassing is op alle mededelingen van een douaneschuld en niet alleen indien de mededeling het gevolg is van een controle achteraf.
58. Voor zover de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat eiseres in de onderhavige aangiften de goederen heeft aangegeven onder een onjuiste goederencode, zijn de bestanddelen van de overtreding omschreven in artikel 10:5, eerste lid, aanhef, letter a, en slot, van de Adw aanwezig en is de verlengde verjaringstermijn van toepassing. Uit het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2016 [9] volgt dat daaraan niet afdoet dat het handelen van de betrokkene berustte op een pleitbaar standpunt (voor zover daar bij eiseres al sprake van zou zijn). Omdat opzet of schuld niet als delictsbestanddeel wordt vermeld in artikel 10:5, eerste lid, aanhef, letter a, en slot, van de Adw, kan ook afwezigheid van alle schuld – waarvan het pleitbaar standpunt blijkens het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 1992 [10] een verschijningsvorm moet worden genoemd – niet ertoe leiden dat niet aan de delictsomschrijving van die bepaling wordt voldaan.
59. Dit laatste komt niet in strijd met het strafrechtelijke beginsel ‘geen straf zonder schuld’. Dat beginsel is namelijk niet van toepassing bij de beantwoording van de vraag of het recht om een douaneschuld mede te delen is verjaard. Het gaat daarbij immers om een feitelijke vaststelling in het kader van en voor de doeleinden van een procedure van administratieve aard die uitsluitend tot doel heeft de autoriteiten in staat te stellen een onjuiste of onvoldoende heffing van in- of uitvoerrechten te corrigeren (zie punt 26 van het hiervoor aangehaalde arrest Snauwaert en Deschaumes). Het door eiseres bedoelde beginsel komt bij strafbare feiten waarvan schuld niet een bestanddeel vormt pas aan de orde, op het moment dat daadwerkelijk tot vervolging wordt overgegaan en beoordeeld moet worden of schulduitsluitingsgronden aanwezig zijn.
59. Naar het oordeel van de rechtbank is de toepassing van de verlengde verjaringstermijn zoals die tot 1 juli 2024 in de Nederlandse wetgeving was opgenomen niet in strijd met artikel 103, tweede lid, van het DWU of met enig Unierechtelijk rechtsbeginsel. De rechtbank ziet geen aanleiding prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie.
59. Dit alles brengt met zich dat de verjaringstermijn voor de onderhavige eiseres op verjaring kan dus niet slagen.

Conclusie

62. Gelet op voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en de uitspraak op bezwaar en de utb te worden vernietigd voor zover eerst verweerder en vervolgens de rechtbank de tariefindeling van eiseres hebben gevolgd. Het betreft zowel het invoerrecht als het daarover berekende bedrag aan rente op achterstallen.
Vergoeding van immateriële schade
62. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van twee jaren waarbinnen zaken in bezwaar en eerste aanleg moeten worden behandeld. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres ontvangen op 28 juli 2021, de rechtbank doet op 19 juni 2025 uitspraak op het beroep. Dit betekent dat de redelijke termijn met 23 maanden is overschreden. Eiseres heeft recht op een vergoeding van € 2.000. Deze vergoeding komt voor 1/23e deel (€ 87) ten laste van verweerder en voor 22/23e deel (€ 1.913) ten laste van de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid).

Proceskosten en griffierecht

64. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 4.662 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift , 1 punt voor de hoorzitting in bezwaar met een waarde per punt van € 647, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1,5 vanwege de complexiteit en bewerkelijkheid van de zaak).
De rechtbank ziet geen aanleiding om over te gaan tot een hogere vergoeding dan het forfaitaire bedrag nu niet is gebleken dat verweerder in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld.
65. Verder dient verweerder aan eiseres het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover dat voortvloeit uit de inleiding en uit de overwegingen 7, 18, 19, 21, 45, 47, 52 en 53 van deze uitspraak;
  • vernietigt de utb voor hetzelfde bedrag;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 4.662;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade van eiseres tot een bedrag van € 87;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de immateriële schade van eiseres tot een bedrag van € 1.913;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 te vergoeden aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.C. Schipper, voorzitter, en mr. dr. C.A. Schreuder en mr. S.J. Richters, leden, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025
griffier voorzitter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Ten aanzien van de indeling van de productgroepen Takken, Sprays, Rozen, bloemen en poinsettia’s, Kransen, Sterren, Fotolijsten poly, Guirlandes, Glitter diversen
GN-post 9505 luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
9505
Feestartikelen, carnavalsartikelen en andere ontspanningsartikelen, benodigdheden voor het goochelen en fop- en schertsartikelen daaronder begrepen
9505 10
– kerstfeestartikelen
9505 10 10
– – van glas
9505 10 90
– – van andere stoffen
9505 90 00
– andere
De toelichting van de Internationale Douaneraad (hierna: toelichting IDR) op GS-post 95.05 luidt, voor zover relevant als volgt:
“This heading covers :
(A)
Festive, carnival or other entertainment articles, which in view of their intended use are generally made of nondurable material. They include :
(1) Festive decorations used to decorate rooms, tables, etc. (such as garlands, lanterns, etc.); decorative articles for Christmas trees (tinsel, coloured balls, animals and other figures, etc); cake decorations which are traditionally associated with a particular festival (e.g., animals, flags).
(2) Articles traditionally used at Christmas festivities, e.g., artificial Christmas trees, nativity scenes, nativity figures and animals, angels, Christmas crackers, Christmas stockings, imitation yule logs, Father Christmases.
(..)
This heading also
excludes:
( a) Natural Christmas trees (
Chapter 6).”
Verordening EG nr. 1165/95 (Pb 1995, L117) luidt, voor zover van belang, als volgt:
HIER STAAT EEN TABEL
Ten aanzien van de indeling van de productgroep Dennenappels met glitter (hangers)
GN-post 0604 luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
604
Loof, bladeren, twijgen, takken en andere delen van planten, zonder bloemen, bloesems of bloemknoppen, alsmede grassen, mossen en korstmossen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd
(..)
0604 90
– andere
(..)
– – andere
(..)
0604 90 99
– – – andere
De aantekeningen op hoofdstuk 6 van de GN luiden als volgt:
Behoudens de in het tweede gedeelte van post 0601 genoemde uitzondering, omvat dit hoofdstuk uitsluitend producten die gewoonlijk door tuinders, boomkwekers en bloemisten worden geleverd om te worden geplant of voor versiering. Van dit hoofdstuk zijn evenwel uitgezonderd: aardappelen, uien, sjalotten, knoflook en de andere producten bedoeld bij hoofdstuk 7.
Bloemstukken, bloemenmanden, kransen en dergelijke artikelen worden gelijkgesteld met bloemen of met loof, bedoeld bij post 0603 of 0604, waarbij geen rekening wordt gehouden met hulpmiddelen van andere stoffen. Collages en dergelijke decoratieve platen, bedoeld bij post 9701, vallen echter niet onder dit hoofdstuk. (…)”.
Ten aanzien van de indeling van de productgroepen Takken, Sprays, Rozen, bloemen en poinsettia’s, Sterren, Kransen, Guirlandes
Aantekening 3 op hoofdstuk 67 luidt als volgt:
“ Post 6702 omvat niet:
a. a) artikelen van glas (hoofdstuk 70);
b) kunstbloemen, kunstloofwerk of kunstvruchten, van keramische stoffen, van steen, van metaal, van hout of van andere stoffen, uit een stuk, dan wel bestaande uit twee of meer delen, die anders dan door aaneenbinden, aaneenlijmen, in elkaar steken of op dergelijke wijze met elkaar zijn verbonden.”
GN-post 6702 luidt als volgt:
6702
Kunstbloemen, kunstloofwerk en kunstvruchten, alsmede delen daarvan; artikelen van kunstbloemen, van kunstloofwerk of van kunstvruchten:
6702 10 00
– van kunststof
6702 90 00
– van andere stoffen
De toelichting IDR op GS-post 67.02 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“This heading covers :
(1) Artificial flowers, foliage and fruit in forms resembling the natural products, made by assembling various parts (by binding, glueing, assembling by fitting into one another or similar methods). This category also includes conventional representations of flowers, foliage or fruit made up in the manner of artificial flowers, etc.
(2) Parts of artificial flowers, foliage or fruit (e.g., pistils, stamens, ovaries, petals, calyces, leaves and stems).
(3) Articles made of artificial flowers, foliage or fruit (e.g., bouquets, garlands, wreaths, plants), and other articles, for use as trimmings or as ornaments, made by assembling artificial flowers, foliage or fruit.
The heading includes artificial flowers, foliage or fruit fitted with a pin or other minor fastening device.
(..)
Ten aanzien van de indeling van de productgroepen Kunststoffen minibomen, Thee- en windlichten
GN-post 9405 luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
9405
Verlichtingstoestellen (zoeklichten en schijnwerpers daaronder begrepen) en delen daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vast aangebrachte lichtbron, alsmede elders genoemde noch elders onder begrepen delen daarvan.
(..)
9405 40
– andere elektrische verlichtingstoestellen
– – andere
– – – van kunststof
9405 4039
– – – – andere
(..)
9405 50 00
– niet-elektrische verlichtingstoestellen
(..)
Ten aanzien van de indeling van de productgroepen Etagères, Zinken dienbladen
GN-post 8306 luidt, voor zover hier relevant:
8306
Klokken, bellen, gongs en dergelijke artikelen, andere dan elektrische, van onedel metaal; beeldjes en andere versieringsvoorwerpen, van onedel metaal; lijsten van onedel metaal, voor foto's, prenten en dergelijke; spiegels van onedel metaal
8306 10 00
– klokken, bellen, gongs en dergelijke artikelen
– beeldjes en andere versieringsvoorwerpen
8306 21 00
– – verzilverd, verguld of geplatineerd
8306 29 00
– – andere
8306 30 00
– lijsten voor foto's, prenten en dergelijke; spiegels
De toelichting IDR op GS-post 83.06 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“The group also includes, in the circumstances explained below, certain goods of the two following categories even though they have a utility value :
(A) Household or domestic articles whether they are potentially covered by specific headings for such goods (i.e., headings 73.23, 74.18 and 76.16) or by the “other articles” headings (e.g., in the case of articles of nickel and tin in particular). These household or domestic articles are generally designed essentially to serve useful purposes, and any decoration is usually secondary so as not to impair the usefulness. If, therefore, such decorated articles serve a useful purpose no less efficiently than their plainer counterparts, they are classified as domestic goods rather than in this group. On the other hand, if the usefulness of the article is clearly subordinate to its ornamental or fancy character, it should be classified in this group, for example, trays so heavily embossed that their usefulness is virtually nullified; ornaments incorporating a purely incidental tray or container usable as a trinket dish or ashtray; and miniatures having no genuine utility value (miniature kitchen utensils).
Ten aanzien van de indeling van de productgroepen Emmers en Gieters van ijzer, Etagères
GN-post 7323 luidt als volgt:
7323
Keukengerei en huishoudelijke artikelen, alsmede delen daarvan, van gietijzer, van ijzer of van staal; ijzerwol en staalwol; sponsen, schuurlappen, schuurhandjes en dergelijke artikelen voor het schuren, voor het polijsten of voor dergelijke doeleinden, van ijzer of van staal
7323 10 00
– ijzerwol en staalwol; sponsen, schuurlappen, schuurhandjes en dergelijke artikelen voor het schuren, voor het polijsten of voor dergelijke doeleinden
– andere
7323 91 00
– – van gietijzer, niet geëmailleerd
7323 92 00
– – van gietijzer, geëmailleerd
7323 93 00
– – van roestvrij staal
7323 94 00
– – van ijzer of van staal, geëmailleerd
7323 99 00
– – andere
De toelichting IDR op GS-post 73.23 luidt, voor zover relevant als volgt:
“(A) TABLE, KITCHEN OR OTHER HOUSEHOLD ARTICLES AND PARTS THEREOF
This group comprises a wide range of iron or steel articles,
not more specifically coveredby other headings of the Nomenclature, used for table, kitchen or other household purposes; it includes the same goods for use in hotels, restaurants, boardinghouses, hospitals, canteens, barracks, etc.
These articles may be cast, or of iron or steel sheet, plate, hoop, strip, wire, wire grill, wire cloth, etc., and may be manufactured by any process (moulding, forging, punching, stamping, etc.). They may be fitted with lids, handles or other parts or accessories of other materials
providedthat they retain the character of iron or steel articles.
The group includes :
(1)
Articles for kitchen usesuch as saucepans, steamers, pressure cookers, preserving pans, stew pans, casseroles, fish kettles; basins; frying pans, roasting or baking dishes and plates; gridirons, ovens
notdesigned to incorporate heating elements; kettles; colanders; frying baskets; jelly or pastry moulds; water jugs; domestic milk cans; kitchen storage tins and canisters (bread bins, tea caddies, sugar tins, etc.); salad washers; kitchen type capacity measures; plate racks, funnels.
(2)
Articles for table usesuch as trays, dishes, plates, soup or vegetable dishes, sauce tureens; sugar basins, butter dishes; milk or cream jugs; horsd’oeuvres dishes; coffee pots and percolators (but
not includingdomestic percolators provided with a heat source (
heading 73.21)), tea pots; cups, mugs, tumblers; eggcups, finger bowls; bread or fruit dishes and baskets; tea pot or similar stands; teastrainers, cruets; kniferests; wine cooling buckets, etc., wine pouring cradles; serviette rings, table cloth clips.
(3)
Other household articlessuch as wash coppers and boilers; dustbins and mobile garbage bins (including those for outside use), buckets, coal scuttles and hods; watering-cans; ashtrays; hot water bottles; bottle baskets; movable boot-scrapers; stands for flat irons; baskets for laundry, fruit, vegetables, etc.; letter-boxes; clothes hangers, shoe trees; luncheon boxes”
Ten aanzien van de indeling van de productgroepen Zinken Emmers, Gieters, Zinken dienbladen
GN-post 7907 luidt als volgt:
7907 00 00
Andere werken van zink
De toelichting IDR op GS-post 79.07 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“This heading covers all articles of zinc
other thanthose covered by the preceding headings of this Chapter, or by Note 1 to Section XV, or articles specified or included in
Chapter 82or
83or more specifically covered elsewhere in the Nomenclature.
The heading covers,
inter alia:
(…)
(5) Household or sanitary articles such as buckets, pails, sinks, baths, basins, wateringcans, douches, scrubbing boards and jugs. (Many such articles are, however, more frequently made of galvanised iron or steel and are then
excluded(
headings 73.23and
73.24)).
(..)
Ten aanzien van de indeling van de productgroepen Glitter diversen, Fotolijsten poly,
GN-post 3926 luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
3926
Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 39.01 tot en met 39.14:
(..)
3926 40 00
– beeldjes en andere versieringsvoorwerpen
(..)
3926 90
– andere
– – andere
3926 9097
– – – andere
Ten aanzien van de indeling van de productgroepen Thee- en windlichten
GN-post 7013 luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
7013
Glaswerk voor tafel-, keuken-, toilet- of kantoorgebruik, voor binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik (ander dan bedoeld bij post 7010 of 7018)
(..)
– ander
7013 99 00
– – ander
De toelichting IDR op GS-post 70.13 luidt, voor zover relevant, als volgt:
(4)
Glassware for indoor decorationand other glassware (including ta for churches and the like), such as vases ornamental fruit bowls, statuettes, fancy articles (animals, flowers, foliage, fruit, etc.), table-centres (
other thanthose of heading 70.09), aquaria, incense burners, etc, and souvenirs bearing views.
These articles may be e.g., of ordinary glass, lead crystal, glass having a low coefficient of expansion (e.g., borosilicate glass) or of glass ceramics (the latter two in particular, for kitchen glassware). They may also be colourless, coloured or of flashed glass, and may be cut, frosted, etched or engraved, or otherwise decorated, or of plated glass (for example, certain trays fitted with handles. Table-centres consisting of a simple mirror are, however, excluded (se Explanatory Note to heading 70.09).
Articles of glass combined with other materials (base metal, wood, etc.), are classified in this heading only if the glass gives the whole the character of glass articles. Precious metal or metal clad with precious metal may be present, as minor trimmings only; articles in which such metals constitute more than mere trimmings are excluded (heading 71.14).
The heading also excludes:
(..)
( f) Lamps and lighting fittings and parts thereof of heading 94.05.
(..)

Voetnoten

1.Geautomatiseerde periodieke aangifte.
5.ECLI:EU:C:2016:937.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 augustus 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:8164.
7.HvJ 16 juli 2009, C-124/08 en C-128/08 (Snauwaert en Deschaumes), ECLI:EU:C:2009:469, punt 25.
8.ECLI:NL:HR:2016:2195, r.o. 3.8.5.
9.ECLI:NL:HR:2016:2195, r.o. 3.8.5.