Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2025 in de zaken tussen
[eiser 1], uit [plaats 2] ), en 2.
[eiser 2], uit [plaats 3] , eisers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [derde-partij] , uit [plaats 1] ,
Samenvatting
Het beroep van eiser 2 over de last onder dwangsom voor het gebruik van het bouwwerk [adres A] is ongegrond. Het college heeft de aanvraag (van eiser 1) om een omgevingsvergunning voor legalisatie van de overtreding afgewezen, en eiser 2 heeft niet aannemelijk gemaakt dat afwijzing evident onredelijk was. Hierdoor was er geen concreet zicht op legalisatie. Eiser 2 krijgt dus geen gelijk.
Procesverloop
30 november 2023 heeft het college de weigering in stand gelaten. Hierbij verwijst het college naar het advies van de bezwarencommissie van 21 augustus 2023. Tegen dit besluit heeft eiser 1 beroep ingesteld.
Beoordeling door de rechtbank
€ 500,- aan schadevergoeding. Dit maakt dat eiser 1 en derde-partij elk recht hebben op
€ 500,- aan schadevergoeding. De Staat moet dit bedrag (wegens de rechtbank) vergoeden. De rechtbank heeft de Staat daarom aangemerkt als partij in dit geding. Gelet op de desbetreffende beleidsregel [6] , is de Staat niet gevraagd naar zijn standpunt over de redelijke termijn in dit geval.
Aan de daarvoor geldende voorwaarde dat het moet gaan om een bijbehorend bouwwerk wordt in ieder geval voldaan. Het gebouw en de woning [ [adres B] ], het hoofdgebouw, bevinden zich in planologisch opzicht op hetzelfde perceel. Dat het perceel kadastraal gesplitst is, staat aan dat oordeel niet in de weg (…).” In de ter legalisering van het bouwwerk aan [adres A] verleende omgevingsvergunning van 6 februari 2017 is het college ook ervan uitgegaan dat dit bouwwerk een bijbehorend bouwwerk ten opzichte van [adres B] was.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep HAA 23/7635 niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 500,- aan eiser [eiser 1] ;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 500,- aan derde-partij [derde-partij] ;
- verklaart het beroep HAA 24/5592 ongegrond.
mr.I.A. Bakker, griffier.