ECLI:NL:RBNNE:2022:4991

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
21/3020 en 22/725
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gevaarlijkverklaring van een hond en de oplegging van bestuursdwang door de burgemeester

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 23 december 2022, wordt het beroep van eiser [eiser 1] tegen de gevaarlijkverklaring van zijn hond Bo en de oplegging van een preventieve last onder bestuursdwang beoordeeld. De burgemeester van de gemeente Tynaarlo had op 24 maart 2021 besloten om de hond gevaarlijk te verklaren na twee bijtincidenten, waarbij een zesjarig meisje was gebeten. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de burgemeester bleef bij zijn standpunt. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid tot de gevaarlijkverklaring heeft kunnen komen, gezien de ernst van de bijtincidenten en het advies van het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht. De rechtbank concludeert dat de burgemeester bevoegd was om een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen, en dat de preventieve last onder bestuursdwang terecht is opgelegd om herhaling van de overtredingen te voorkomen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zich aan de voorwaarden van de last heeft gehouden, wat de burgemeester in zijn besluitvorming heeft kunnen meenemen. De rechtbank verklaart de beroepen van eiser ongegrond, wat betekent dat de burgemeester niet verplicht is om de hond terug te plaatsen en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/3020 en LEE 22/725

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.A. Faber),
en

de Burgemeester van de gemeente Tynaarlo (de Burgemeester)

(gemachtigde: mr. M.J.F. Nuijens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiser 1] tegen de gevaarlijkverklaring van diens hond Bo en de oplegging van een preventieve last onder bestuursdwang tot inbeslagname van Bo (21/3020 ) alsook het beroep van [eiser 1] tegen de tenuitvoerlegging van de preventieve last onder bestuursdwang en de herplaatsing van Bo (22/725)
1.1.
Met het bestreden besluit van 22 juli 2021 op het bezwaar van [eiser 1] van 26 maart
2021 is de Burgemeester bij het besluit tot gevaarlijkverklaring van Bo en de oplegging van de preventieve last onder bestuursdwang gebleven. Met het bestreden besluit van 21 december 2021 op de bezwaren van [eiser 1] van 26 april 2021 en 2 september 2021 hebben de Burgemeester en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tynaarlo de bezwaren van eiser over de toepassing van de bestuursdwang en de herplaatsing van Bo niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
[eiser 1] heeft tegen de bestreden besluiten van 22 juli 2021 en 21 december 2021 beroep ingesteld.
1.3.
De Burgemeester heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Bij brief van 28 oktober 2022 heeft [eiser 1] aanvullende stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] , de gemachtigde van [eiser 1] en de gemachtigde van de Burgemeester.

Totstandkoming van de besluiten

2.1.
Op 5 maart 2021 heeft de Burgemeester een voornemen tot gevaarlijkverklaring van de hond van [eiser 1] kenbaar gemaakt. Aanleiding voor deze gevaarlijkverklaring zijn twee bijtincidenten. In het voornemen stelt de Burgemeester [eiser 1] in de gelegenheid een zienswijze te geven. Ook nodigt hij [eiser 1] uit voor een gesprek op 11 maart 2021. [eiser 1] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Wel heeft [eiser 1] bij e-mail van 11 maart 2021 zijn standpunt toegelicht.
2.2.
Op 24 maart 2021 heeft de Burgemeester besloten tot het gevaarlijk verklaren van
Bo en daarbij heeft hij een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd. Dit verbod geldt ook op
eigen terrein, tenzij een waarschuwingsbord is aangebracht en het erf eveneens is omheind.
Verder heeft de Burgemeester in het besluit van 24 maart 2021 een preventieve last onder
bestuursdwang opgelegd. In de last staat vermeld dat de Burgemeester overgaat tot
inbeslagname van Bo als [eiser 1] zich niet houdt aan de in de last gestelde voorwaarden.
2.3.
Bij e-mail van 26 maart 2021 heeft [eiser 1] gereageerd op de gevaarlijkverklaring.
2.4.
Op 5 april 2021 hebben agenten geconstateerd dat [eiser 1] Bo zonder muilkorf uitliet.
2.5.
Op 14 april 2021 heeft de Burgemeester Bo in beslag laten nemen.
2.6.
Bij e-mail van 15 april 2021 heeft [eiser 1] verzocht om teruggave van Bo.
2.7.
Op 16 april 2021 heeft de Burgemeester een brief gestuurd met een uitnodiging voor een gesprek op 19 april 2021 over de inbeslagname.
2.8.
Op 21 april 2021 heeft de Burgemeester een kennisgeving van inbeslagname verstuurd.
2.9
Op 11 mei 2021 heeft de burgemeester bij brief een nadere toelichting op de inbeslagname gegeven.
2.10.
Bij brief van 22 juli 2021 deelt de Burgemeester mede dat hij Bo laat herplaatsen. De Burgemeester baseert zich hierbij op een advies van het Riskassessmentteam van de Universiteit van Utrecht van 7 juni 2021.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit van 22 juli 2021, waarin het bezwaar tegen het gevaarlijk verklaren van Bo en de oplegging van de preventieve last onder bestuursdwang ongegrond is verklaard en het bestreden besluit van 21 december waarin het bezwaar tegen de tenuitvoerlegging van de bestuursdwang en de herplaatsing van Bo niet-ontvankelijk is verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van [eiser 1] .
4. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beroep in de zaak 21/3020
6. De gevaarlijkverklaring en het aanlijn- en muilkorfgebod.
6.1.
[eiser 1] voert – kort samengevat weergegeven – aan dat de Burgemeester Bo ten onrechte gevaarlijk heeft verklaard. Uit het advies van het Riskassessment team blijkt dat Bo tijdens de testen geen agressief gedrag heeft getoond en dat eveneens is geconcludeerd dat een gedragstraining nog van positieve invloed kan zijn. Daarbij is tijdens de testen enkel gekeken naar Bo en niet naar diens omgeving. In dat licht heeft [eiser 1] verklaringen overgelegd ter onderbouwing van het gegeven dat hij goed voor Bo heeft gezorgd en dat Bo destijds geen agressief gedrag vertoonde.
6.2.
De Burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij Bo gevaarlijk heeft kunnen verklaren met toepassing van de artikelen 2.59 en 2.59a van de Algemene plaatselijke verordening Tynaarlo 2020 (hierna: de Apv) en het beleid bijtincidenten honden Tynaarlo (hierna: het beleid). Aanleiding hiervoor is dat Bo op 21 februari 2021 twee personen heeft gebeten, waaronder een zesjarig meisje. Op grond van het beleid is sprake van een ernstig bijtincident op het moment dat een hond een persoon bijt of aanvalt. Bij het plaatsvinden van een ernstig bijtincident is uitgangspunt dat wordt besloten tot een gevaarlijkverklaring, alsmede het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod dat eveneens van toepassing is voor eigen terrein voor zover dat terrein niet is omheind en eveneens geen waarschuwingsbebording is aangebracht. Het advies van het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht ligt niet ten grondslag aan de gevaarlijkverklaring, maar het advies onderschrijft wel de conclusie van de Burgemeester. Uit dit advies blijkt, volgens de Burgemeester, dat het Riskassessmentteam het risico op agressief uitvalgedrag van Bo naar volwassenen als hoog en naar kinderen als zeer hoog inschat. Dezelfde conclusie volgt voor honden en kleine honden.
6.3.
Over de gevaarlijkverklaring en het aanlijn- en muilkorfgebod overweegt de rechtbank als volgt.
6.3.1.
Op grond van artikel 2.59 en 2.59a van de Apv kan de Burgemeester aan de eigenaar van een hond die hij in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen, dat eveneens geldt voor eigen terrein voor zover geen passende maatregelen zijn genomen. Uit een vaste lijn in de jurisprudentie volgt dat aan de Burgemeester beoordelingsruimte toekomt bij het bepalen of een hond gevaarlijk of hinderlijk is en of in verband daarmee een aanlijn- en muilkorfgebod noodzakelijk is. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of de Burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de gevaarlijkverklaring van Bo en het in verband daarmee noodzakelijk zijn van het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod. [1]
6.3.2.
Onderdeel van het dossier is een proces-verbaal van 21 mei 2022 met de verklaring van [getuige 1] . [getuige 1] verklaart dat hij op 21 februari 2021 heeft waargenomen dat Bo vanaf het terrein van [eiser 1] naar een zesjarig meisje rende. Nadat het meisje begon met rennen heeft Bo het meisje in haar been gebeten, waarbij zij ten val is gekomen. [eiser 1] heeft daarna de hond meegenomen, waarna deze weer is ontsnapt en het meisje nogmaals heeft aangevallen. [getuige 1] verklaart verder dat naar aanleiding van het incident angst in de buurt bestaat. Ook bevat het dossier een proces-verbaal van 27 februari 2021 van het verhoor van [getuige 2] . [getuige 2] verklaart dat zij op 21 februari 2021 omstreeks 13:30 vanuit huis heeft gehoord dat iemand gilde. Bij het verlaten van haar huis trof zij buurtgenoten aan, alsook een meisje met bijtwonden. De foto’s van deze bijtwonden maken eveneens onderdeel uit van het dossier. De moeder van het gebeten meisje verklaart in een proces-verbaal van 26 februari 2021 dat haar dochter op 21 februari 2021 thuis arriveerde met bijtwonden. Haar dochter gaf daarbij aan dat zij was gebeten door ‘Rex’. Moeder verklaart dat zij later heeft begrepen dat haar dochter is gebeten door de hond van [eiser 1] .
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat de Burgemeester het in het licht van het bovenstaande aannemelijk heeft mogen achten dat Bo op 21 februari 2021 een meisje heeft gebeten, hetgeen [eiser 1] ook niet heeft betwist. Op grond daarvan heeft de Burgemeester in redelijkheid en met toepassing van zijn beleid kunnen overgaan tot gevaarlijkverklaring van Bo, alsmede tot het opleggen van het aanlijn- en muilkorfgebod dat mede geldt voor eigen terrein voor zover geen aanvullende maatregelen zijn genomen. De door [eiser 1] aangevoerde gronden geven geen aanleiding tot een ander oordeel. De overgelegde verklaringen nemen niet weg dat een bijtincident heeft plaatsgevonden, waarbij op grond van het beleid uitgangspunt is dat een gevaarlijkverklaring volgt en een aanlijn- en muilkorfgebod noodzakelijk is. Het advies van het Riskassessment team, wat er van de lezing van [eiser 1] ook zij, kan verder niet tot de conclusie leiden dat het bestreden besluit op dit punt gebrekkig is. Dit advies dateert van na het bestreden besluit. Het betoog van [eiser 1] faalt.
7. De preventieve last onder bestuursdwang.
7.1.
[eiser 1] betoogt verder dat de Burgemeester ten onrechte is overgegaan tot het opleggen van een preventieve last onder bestuursdwang. Volgens [eiser 1] was tijde van het opleggen van de preventieve last geen sprake van een klaarblijkelijk dreigend gevaar, omdat hij de voorwaarden van de last heeft willen nakomen. Daartoe heeft hij zijn tuin omheind en een muilkorf aangeschaft. Ook verder kon de Burgemeester op grond van zijn beleid niet volstaan met het opleggen van een preventieve last onder bestuursdwang: de Burgemeester diende op grond van het beleid eerst over te gaan tot het opleggen van een (preventieve) last onder dwangsom.
7.2.
De Burgemeester voert aan dat hij tezamen met de gevaarlijkverklaring en het aanlijn- en muilkorfgebod een preventieve last onder bestuursdwang heeft kunnen opleggen. Gelet op de verklaringen en de houding van [eiser 1] , alsook de ernstige bijtincidenten heeft de burgemeester kunnen vaststellen dat sprake was van klaarblijkelijk dreigend gevaar. Daarbij vereist het beleid niet dat de Burgemeester eerst een (preventieve) last onder dwangsom oplegt.
7.3.
Over de preventieve last onder bestuursdwang overweegt de rechtbank als volgt.
7.3.1
Bij het overtreden van een opgelegd aanlijn- en muilkorfgebod kan de opgelegde last onder bestuursdwang bestaan uit het mogelijk in beslag nemen van een hond. De inbeslagname is dan als zodanig gericht op het voorkomen van herhaling van de overtreding van het aanlijn- en muilkorfgebod en het daarmee veroorzaakte gevaar voor de veiligheid van de omgeving. [2]
7.3.2
Op grond van artikel 5.7 van de Awb kan een herstelsanctie, zoals de last onder bestuursdwang, preventief worden opgelegd indien het gevaar voor overtreding klaarblijkelijk dreigt. Daarvan is sprake indien een overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen. [3]
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank was de Burgemeester bevoegd tot het opleggen van een preventieve last onder bestuursdwang. Van belang is dat de Burgemeester ten tijde van het bestreden besluit van 22 juli 2022 heeft kunnen concluderen dat sprake was van een klaarblijkelijk dreigend gevaar dat [eiser 1] de in de last neergelegde voorwaarden zou overtreden. Daarbij heeft de Burgemeester in aanmerking kunnen nemen dat ten tijde van de heroverweging uit het proces-verbaal van 5 april 2021 volgde dat twee agenten [eiser 1] die dag aantroffen terwijl hij Bo uitliet zonder dat de hond daarbij een muilkorf droeg. De agenten verklaren dat [eiser 1] na een vraag over de afwezige muilkorf antwoordde dat de hond geen muilkorf om hoefde zolang [eiser 1] de baas was van de hond. Hetgeen [eiser 1] eveneens bij e-mail van 26 maart 2021 kenbaar heeft gemaakt. Gelet op de bevindingen in het proces-verbaal en de e-mail van 26 maart 2021 bestond daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, de zekerheid dat [eiser 1] zich niet hield aan de in de last gestelde voorwaarde van het muilkorfgebod en dat hij dit eveneens niet van plan was te doen in de toekomst. Hetgeen door [eiser 1] verder ook niet is betwist. Dat [eiser 1] ter zitting naar voren heeft gebracht dat hij destijds een muilkorf heeft aangeschaft maakt dit niet anders nu niet is gebleken dat deze ook is gebruikt op 5 april 2021. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat [eiser 1] in het primaire besluit van 24 maart 2021 erop is gewezen dat het overtreden van de in het besluit opgenomen voorwaarden zou resulteren in de inbeslagname van Bo.
Daarmee bestaat naar het oordeel van de rechtbank eveneens geen grond voor de conclusie dat de Burgemeester in strijd met zijn beleid is overgegaan tot het opleggen van een preventieve last. Uit het beleid volgt dat de Burgemeester direct een preventieve last kan opleggen indien sprake is van klaarblijkelijk dreigend gevaar. Daarbij volgt de rechtbank niet de lezing van het beleid van [eiser 1] die luidt dat de Burgemeester op grond van het beleid eerst een (preventieve) last onder dwangsom dient op te leggen alvorens overgegaan wordt tot een oplegging van een (preventieve) last onder bestuursdwang. Verder zijn door [eiser 1] ook geen omstandigheden aangedragen die maken dat de Burgemeester in redelijkheid niet van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een preventieve last onder bestuursdwang in de vorm van inbeslagname gebruik heeft kunnen maken. Het betoog van [eiser 1] faalt.
8. In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep van [eiser 1] in de zaak 21/3020 ongegrond is.
Beroep in de zaak 22/725
9. De tenuitvoerlegging van de preventieve last onder bestuursdwang.
9.1.
[eiser 1] stelt zich op het standpunt dat de kennisgeving van inbeslagname van 21 april 2021 een besluit is. In die kennisgeving staat vermeld dat Bo wordt aangemeld voor een gedragstest, dit maakt dat er rechtsgevolgen voor [eiser 1] in het leven geroepen worden. Voorts bestrijdt [eiser 1] dat hij zich niet aan de voorwaarden van de last heeft gehouden, zodat er om die reden geen grond was om over te gaan tot toepassing van de bestuursdwang in de vorm van inbeslagname. [eiser 1] is enkel op 5 april aangesproken door de politie, als zodanig kwam de inbeslagname op 14 april 2021 uit het niets en werd deze te meer uitgevoerd met een erg ingrijpend middel, namelijk door binnen te treden in diens woning.
9.2.
Over de tenuitvoerlegging van de preventieve last onder bestuursdwang overweegt de rechtbank als volgt.
9.2.1.
De rechtbank concludeert dat de Burgemeester terecht heeft overwogen dat de brief van 21 april 2021 met de kennisgeving van inbeslagname geen besluit is. Deze brief bevat de mededeling dat tot tenuitvoerlegging van de bij besluit van 24 maart 2021 opgelegde bestuursdwang is overgegaan en kan in zoverre daarom niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. [4] De mededeling in de kennisgeving dat Bo voor een risicoanalyse wordt aangemeld maakt dit niet anders. Eveneens is medegedeeld dat een mogelijke teruggave ofwel herplaatsing van Bo afhankelijk blijft van de uitkomst van die risicoanalyse. Nu, gelet op het onder 7.4. overwogene, de preventieve last onder bestuursdwang van 24 maart 2021 standhoudt, is er geen aanleiding te oordelen dat de kennisgeving, naar [eiser 1] betoogt, zijn grondslag vindt in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet.
De door [eiser 1] opgeworpen vragen over de wijze van tenuitvoerlegging van de bestuursdwang zien op een feitelijk handelen waartegen op zich zelf bezien geen rechtsingang bij de bestuursrechter bestaat. [5] Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze vragen daarom in de voorliggende procedures niet aan de orde komen. Wel kunnen deze vragen naar voren komen in het kader van de toetsing van een beschikking tot kostenverhaal. Het betoog van [eiser 1] faalt.
10. De herplaatsing van Bo
10.1.
De rechtbank concludeert verder dat de herplaatsing van Bo niet in een voor bezwaar en beroep appellabel besluit is neergelegd. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de Burgemeester niet tezamen met de oplegging van de preventieve last heeft besloten tot het niet teruggeven van Bo dan wel tot diens herplaatsing. Om die reden betreft de herplaatsing een feitelijk handelen en daarmee is dit handelen geen besluit in de zin van de Awb. De herplaatsing van Bo kan daarom in deze procedure niet ter beoordeling voorliggen. De gronden die [eiser 1] heeft aangevoerd tegen de herplaatsing behoeven dan ook geen bespreking. Wel kan [eiser 1] zich in dit kader wenden tot de civiele rechter. [6]
Het betoog van [eiser 1] faalt.
11. Gelet op het hiervoor overwogene oordeelt de rechtbank dat de Burgemeester de bezwaren op goede grond niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van [eiser 1] in de zaak 22/725 is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

12. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de Burgemeester Bo niet hoeft terug te plaatsen. [eiser 1] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht

Artikel 5:2

1. In deze wet wordt verstaan onder:
(…)
b. herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of
gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het
voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.

Artikel 5:7

1. Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.

Artikel 5:21

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten
uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Gemeentewet

Artikel 125

1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang
(…)
3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de Burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

Artikel 172

(…)
3. De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
(…)
Algemene plaatselijke verordening gemeente Tynaarlo 2020 (zoals gold ten tijde van het bestreden besluit)

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1. Als de Burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hond tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter
3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast die verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht
dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn
4. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de Burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel een hond die is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
a. op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de Burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht en
b. het terrein is voorzien van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat
de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
Beleid bijtincidenten honden Tynaarlo
Ernstig bijtincident: van een ernstig bijtincident is sprake:
1. wanneer een hond een persoon bijt of aanvalt;
2. wanneer een hond een hond of een ander dier doodbijt;
3. wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een hond of een ander dier;
4. wanneer de hond zich dusdanig gedraagt tegenover een andere hond of een ander dier dat in ieder geval gesproken kan worden van prooischudden of het niet willen loslaten, ook niet bij dwang (door derden);
5. wanneer meerdere lichte bijtincidenten plaatsvinden binnen een periode van drie jaar;
6. in ieder ander geval dat door het college als ernstig wordt aangemerkt.
(…)
Uitgangspunt bij een ernstig bijtincident in openbaar gebied is dat het college besluit tot gevaarlijkverklaring met als consequentie het opleggen van een aanlijn- en of muilkorfgebod. In beginsel leggen wij zowel een aanlijn- als een muilkorfgebod op. Er zijn echter situaties denkbaar dat alleen een aanlijngebod voldoende is om een herhaling van een bijtincident te voorkomen. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Op grond van de Apv is het verplicht om de hond te laten chippen, zodat deze identificeerbaar is (middels een chipreader).
(….)
Bij het besluit tot gevaarlijk verklaren wordt voorts aangegeven hoe wordt omgegaan met een overtreding van het aanlijn- en/of muilkorfgebod. Afhankelijk van het geval wordt of een vooraankondiging last onder dwangsom of een vooraankondiging last onder bestuursdwang of een vooraankondiging op grond van de Gemeentewet bij het besluit gevoegd. Er zijn situaties denkbaar waarbij direct een herstelsanctie wordt opgelegd. Dit is een zogenoemde preventieve last onder bestuursdwang of preventieve last onder dwangsom (artikel 5.7 Awb). Een preventieve last kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de eigenaar al heeft aangegeven zich niet aan het gebod te gaan houden. In een dergelijk geval wordt een preventieve last opgelegd, zodat bij overtreding van het gebod direct bestuursdwang wordt toegepast of een dwangsom wordt verbeurd.

Voetnoten

1.Zie ook ABRvS 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3093.
2.Zie ook ABRvS 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1389.
3.Zie ook ABRvS 21 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8881.
4.Zie ook ABRvS 20 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW8821.
5.Zie ook ABRvS 16 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK6758.
6.Zie ook ABRvS 30 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2021:1389.