ECLI:NL:RBNNE:2022:500

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
26 februari 2022
Zaaknummer
LEE 21/1769
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de Korošec-jurisprudentie en de rol van de verzekeringsarts in de beoordeling van ziekengeld op basis van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.J. Hoogeveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M. Hoogeveen. De zaak betreft de vraag of eiseres recht heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) na een besluit van het Uwv dat haar ziekengeld per 19 februari 2021 is beëindigd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv getoetst aan de Korošec-jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De rechtbank oordeelt dat het de uitsluitende taak van de verzekeringsarts is om de beperkingen van verzekerden vast te leggen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Eiseres heeft aangevoerd dat de verzekeringsartsen onvoldoende aandacht hebben besteed aan haar medische situatie en dat er twijfel bestaat over de juistheid van de FML. De rechtbank concludeert echter dat de rapporten van de verzekeringsartsen inzichtelijk zijn en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft voldoende gelegenheid gehad om haar medische gegevens in te brengen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De rechtbank bevestigt dat de arbeidskundige beoordeling van het Uwv ook zorgvuldig is geweest en dat de functies die aan eiseres zijn voorgelegd passend zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1769

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. Hoogeveen).

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2021 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 19 februari 2021 geen recht meer heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 6 mei 2021 heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 23 juni 2021 een verweerschrift ingediend.
Op 6 september 2021 heeft eiseres aanvullende gronden ingezonden.
Daarop heeft verweerder bij brief van 23 september 2021 gereageerd, met als bijlagen een rapport van 10 september 2021 van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep J. van der Leij en een rapport van 23 september 2021 van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep
E.R. van der Laan.
Bij brief van 3 februari 2022 heeft verweerder gereageerd op een vraag van de rechtbank van 1 februari 2022.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022. Eiseres is wegens ziekte niet verschenen. Haar gemachtigde heeft via een beeld- en geluidsverbinding aan de zitting deelgenomen. Verweerder heeft zich in de zittingszaal laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Algemeen
1. Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster. Met ingang van 6 mei 2019 heeft zij
zich ziekgemeld in verband met lichamelijke en psychische klachten. De zaak gaat over de vraag of eiseres in staat is om met haar medische beperkingen een zodanig loon te verdienen in ander werk, dat zij met ingang van 19 februari 2021 geen recht op ziekengeld meer heeft.
De zorgvuldigheid en de equality of arms
2.1.
In de eerste plaats heeft eiseres gronden aangevoerd over de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. Onvoldoende blijkt of de verzekeringsartsen aandacht hebben besteed aan het verzekeringsgeneeskundig protocol “Darmkanker/diabetes” (het protocol). Van der Leij rept met geen woord over de aandachtspunten die daarin staan, terwijl eiseres wel onder behandeling is bij haar diabetesverpleegkundige. Verder vindt zij dat het psychische onderzoek door Van der Leij is gebaseerd op oppervlakkige waarnemingen. Dit alles doet al voldoende twijfel rijzen aan de juistheid van het bestreden besluit. Om de
equality of armste waarborgen als bedoeld in de Korošec-jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet dit voor de rechtbank een reden zijn om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
2.2.
Verder wijst eiseres erop dat de CRvB aangeeft dat de
equality of armsgewaarborgd is als de rechtszoekende de mogelijkheid heeft om zelf medische informatie in het geding te brengen. Dat vindt zij nogal eigenaardig, omdat diezelfde CRvB zich op het standpunt stelt dat beperkingen alleen door verzekeringsartsen kunnen worden vastgesteld en niet door andere medici. Het is dus nog steeds de verzekeringsarts die de vertaalslag moet maken van diagnose naar beperkingen. Er bestaat daarbij nadrukkelijk geen
equality of arms.
3. Verweerder verwijst als reactie op deze beroepsgronden naar het rapport van 10 september 2021 van Van der Leij, waarin deze reageert op de argumenten over het protocol. Voor wat betreft de
equality of armsheeft verweerder in zijn brief van 3 februari 2022 aan de hand van de drie stappen die in de Korošec-jurisprudentie van de CRvB worden genoemd, uitgelegd dat volgens hem het onderzoek zorgvuldig is geweest, dat de
equality of armsis gewaarborgd en dat ook de inhoudelijke beoordeling juist is geweest.
4.1.
De rechtbank overweegt het volgende. Volgens de jurisprudentie van de CRvB is het de uitsluitende taak van de verzekeringsarts van het Uwv om de beperkingen van verzekerden in kaart te brengen en vast te leggen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) (zie de uitspraak van de CRvB van 24 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1530). Dat neemt niet weg dat volgens die jurisprudentie de bijzondere waarde die aan rapporten van verzekeringsartsen van het Uwv werd toegekend niet langer een juiste weergave van de door de bestuursrechter te verrichten beoordeling is (zie de uitspraak van de CRvB van 5 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1960). Uit deze laatste uitspraak blijkt ook (rechtsoverweging 4.5.2) dat stukken met medische informatie naar hun aard geschikt zijn om twijfel te zaaien aan het oordeel van het Uwv. De Korošec-jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226) laat dus onverlet dat, ook al is het de verzekeringsarts die de vertaalslag moet maken van diagnose naar beperkingen, een betrokkene met medische gegevens twijfel kan zaaien aan het standpunt van die verzekeringsarts. Die gegevens hoeven niet afkomstig te zijn van een verzekeringsarts, maar kunnen ook stukken van de behandelend artsen of van andere relevante deskundigen zijn. Als die stukken voldoende twijfel zaaien, zal dat voor de rechtbank – zoals in haar praktijk vaak gebeurt – reden zijn om een onafhankelijk deskundige in te schakelen. De beroepsgrond over de uitleg van de jurisprudentie over de
equality of armsslaagt niet.
4.2.
Over de stelling van eiseres dat verweerder geen acht heeft geslagen op het protocol overweegt de rechtbank het volgende. In de jurisprudentie van de CRvB is uitgemaakt dat een verzekeringsgeneeskundig protocol een hulpmiddel bij de beoordeling is en dat dit niet betekent dat een verzekeringsarts alle aandachtspunten moet behandelen en bespreken. Dat betekent niet dat zo’n protocol geen betekenis heeft. Dat zal per geval moeten worden beoordeeld. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 21 januari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV3304).
4.3.
Inderdaad blijkt uit de rapporten van de eerste verzekeringsarts D. Asfar en van Van der Leij niet uitdrukkelijk dat zij het protocol hebben toegepast. In zijn rapport van
10 september 2021 heeft Van der Leij echter toegelicht dat het protocol hem bekend is. Dat schrijft niet dwingend voor hoe het onderzoek moet worden uitgevoerd. Het is volgens
Van der Leij niet gebruikelijk dat in de verzekeringsgeneeskundige rapportage uitgebreid wordt ingegaan op het protocol, tenzij daarvoor een specifieke aanleiding is. Dat is volgens hem in deze kwestie niet het geval. Van der Leij meent dat op grond van de uitgebreide anamnestische gegevens in combinatie met de onderzoeksbevindingen het goed mogelijk was om een duidelijk beeld te krijgen van de belastbaarheid van eiseres.
4.4.
De rechtbank kan de redenering van Van der Leij volgen. Deze is in lijn met de jurisprudentie van de CRvB. Daaraan voegt zij toe dat Asfar in zijn rapport van 12 januari 2021 uitgebreide informatie over de diabetes heeft verwerkt. Ook Van der Leij heeft aandacht gegeven aan de diabetesklachten. Eiseres heeft geen concrete argumenten aangevoerd om aan te nemen dat de verzekeringsartsen het protocol hebben genegeerd of daarmee in strijd hebben gehandeld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
De medische beoordeling
5. Eiseres voert als medische beroepsgronden aan dat haar medische beperkingen onjuist zijn vastgelegd in de FML. Verder is ten onrechte geen informatie opgevraagd bij de behandelend sector; dat is onzorgvuldig geweest. Eiseres is in behandeling bij haar diabetesverpleegkundige. Haar bloedsuiker is te hoog en binnenkort volgt een afspraak bij de huisarts voor het controleren van haar schildklier. Daarvan heeft zij de laatste tijd veel klachten (niet goed ademhalen en kunnen slikken). Ook wijst zij op haar psychische klachten; eiseres heeft in het verleden een depressieve stoornis gehad en heeft nog klachten die duiden op een depressieve stoornis. Zij had destijds belemmeringen in het concentreren, herinneren, beheersen van de eigen emotie en het omgaan met conflicten.
6. Verweerder heeft zich voor zijn medische standpunt gebaseerd op het rapport van
22 april 2021 van Van der Leij. Deze heeft eiseres op een hoorzitting gesproken, waar zij haar verhaal kon doen, en heeft haar onderzocht. In zijn rapport van 10 september 2021 heeft Van der Leij onder verwijzing naar zijn eerdere rapportage gereageerd op de beroepsgronden. Verweerder handhaaft zijn standpunt dat de FML de beperkingen van eiseres goed weergeeft.
7.1.
Over de medische kant van de zaak oordeelt de rechtbank als volgt. Het onderzoek van Van der Leij is zorgvuldig geweest. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen over de zorgvuldigheid en de
equality of arms. Van der Leij kende de ziektegeschiedenis van eiseres, heeft deze meegewogen en heeft eiseres lichamelijk onderzocht. Zijn rapport is inzichtelijk, gemotiveerd en bevat geen tegenstrijdigheden.
7.2.
Verder is de rechtbank niet gebleken dat Van der Leij de beperkingen van eiseres heeft onderschat. Hij heeft eerst het rapport van 12 januari 2021 van Asfar beoordeeld. Daaruit haalt hij aan dat eiseres constant pijn heeft aan haar handen, vingers, schouders en knieën. Haar klachten nemen toe en ook haar ogen gaan achteruit. Daarvoor is zij verwezen naar de oogarts. Ook kende Van der Leij het oordeel van Asfar dat de diabetes mellitus van eiseres niet goed was ingesteld en dat eiseres daarvoor medicijnen gebruikte. Asfar heeft de diabetesklachten uitgebreid beschreven en vindt dat ploegendienst wegens de endocriene aandoening is af te raden. Hij heeft deze beperking in de FML verwerkt. Asfar heeft gemotiveerd waarom hij meende dat het opvragen van informatie bij de behandelend artsen geen toegevoegde waarde zou hebben.
7.3.
Eiseres heeft op de hoorzitting bij Van der Leij over haar klachten kunnen vertellen. Van der Leij heeft haar lichamelijk onderzocht. Daarbij heeft hij geen afwijkingen gevonden. Zo noteert hij dat de nek en de schouders van eiseres normaal beweeglijk zijn, waarbij zij wel pijn aangeeft. Dat alles geldt ook voor haar rug. Bij het onderzoek van de handen van eiseres vond Van der Leij geen afwijkingen, wel aan beide kanten een matige knijpkracht. Ook bij het onderzoek van de heupen en knieën van eiseres trof Van der Leij geen bijzonderheden aan: een normale beweeglijkheid en geen instabiliteit van de kniebanden. Het lopen op de tenen en op de hakken was goed mogelijk. Over de diabetes mellitus meldt Van der Leij dat uit niets blijkt dat er aan deze diagnose gerelateerde complicaties zijn; de verwijzing uit voorzorg naar de oogarts is bij deze aandoening een gebruikelijke werkwijze.
7.4.
Van der Leij meldt ten slotte in zijn rapport van 22 april 2021 dat hij eiseres nadrukkelijk heeft gevraagd naar het bestaan van psychische klachten. Eiseres heeft gezegd dat zij natuurlijk verdrietig is door het overlijden van haar man, maar dat zij geen andere psychische klachten ervaart. Al met al kan Van der Leij akkoord gaan met de FML van Asfar. De rechtbank is niet gebleken dat Van der Leij iets heeft gemist of onjuist heeft geïnterpreteerd. Eiseres heeft voldoende gelegenheid gehad om relevante gegevens van haar behandelaars in te dienen om twijfel te zaaien aan het Uwv-standpunt, maar heeft dat niet gedaan. Verweerder heeft zijn besluit van 6 mei 2021 terecht gebaseerd op de goed onderbouwde conclusies van Van der Leij. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De medische gronden slagen niet.
De arbeidskundige beoordeling
8. Eiseres heeft als arbeidskundige gronden aangevoerd dat de CRvB, als het gaat om de
equality of arms,in zijn jurisprudentie voor het gemak voorbijgaat aan het feit dat de arbeidsongeschiktheid uiteindelijk wordt vastgesteld door de arbeidsdeskundige. Verder vindt zij dat de geduide functies voor haar niet passend zijn omdat zij daarvoor de nodige kennis, opleiding en ervaring niet heeft. Het is voor haar onbegrijpelijk dat één functie (Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen) is komen te vervallen wegens het moeten aanknijpen van onderdelen met een tang, maar dat functies waarbij net zulke handelingen moeten worden verricht, gehandhaafd blijven. Zo moet zij in de functie van montagemedewerker een kleine soldeerrobot gebruiken. Dat is een repetitieve handeling die eiseres niet goed kan uitvoeren. Iets soortgelijks geldt voor de andere functies.
9. Verweerder heeft zijn arbeidskundige standpunt gebaseerd op een rapport van 4 mei 2021 van Van der Laan. Deze heeft het rapport van 18 januari 2021 van de eerste arbeidsdeskundige H.M. Gomez beoordeeld en was het daarmee eens. In zijn rapport van
23 september 2021 heeft Van der Laan gereageerd op de arbeidskundige beroepsgronden. Op grond hiervan blijft verweerder van mening dat eiseres niet arbeidsongeschikt is in het kader van de ZW.
10. De rechtbank is over de arbeidskundige kant van de zaak van oordeel dat eiseres ook in arbeidskundig opzicht in de gelegenheid is geweest om gemotiveerd op te komen tegen het standpunt van verweerder. Waarom ook de arbeidskundige beoordeling in strijd is met de
equality of armsheeft zij niet nader uitgewerkt. Verder vindt de rechtbank dat het arbeidskundig onderzoek zorgvuldig is geweest. Gomez heeft de zogenaamde signaleringen in de geduide functies gemotiveerd. De beide rapporten van Van der Laan zijn inzichtelijk, gemotiveerd en bevatten geen tegenstrijdigheden. De functies vereisen geen ervaring en zijn in overeenstemming met het opleidingsniveau van eiseres, zo legt Van der Laan uit in zijn rapport van 23 september 2021. Voor wat de knijpkracht betreft heeft hij in dat laatste rapport uitgelegd dat hij hierover overleg heeft gehad met Van der Leij. In de vervallen functie van Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen wordt gewerkt met een zekere mate van knijp- en grijpkracht en met wat grovere componenten dan in de andere functies. In die functies kan eiseres de knijpkracht op kleine componentjes en koekjes wel aan. Ook heeft zij soepele vingers en kan zij met beide handen een doos oppakken. De arbeidskundige beroepsgronden falen.
11. Terecht heeft verweerder besloten dat eiseres per 19 februari 2021 geen recht op ziekengeld meer heeft. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Zij ziet geen aanleiding om een partij te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Ruiter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?