ECLI:NL:RBNNE:2023:1449

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
LEE 23/1450
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet wegens aanwezigheid van een hennepkwekerij

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 12 april 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, de eigenaar en bewoner van een woning in Groningen, heeft bezwaar gemaakt tegen een last onder bestuursdwang die haar woning voor drie maanden zou sluiten vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij. De burgemeester van de gemeente Eemsdelta heeft deze last opgelegd na een melding van de politie over de aanwezigheid van de kwekerij. Tijdens de zitting op 5 april 2023 zijn zowel verzoekster als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig geweest.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de last op te leggen, gezien het aantreffen van de hennepkwekerij. De rechter stelt vast dat de sluiting van de woning noodzakelijk is om de overtreding van de Opiumwet te beëindigen en dat de woning deel uitmaakt van een crimineel circuit. Verzoekster betoogt dat er geen overlast is geweest en dat de sluiting niet noodzakelijk is, maar de voorzieningenrechter wijst erop dat de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning voldoende grond biedt voor sluiting.

De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van de woning gedurende drie maanden niet onevenwichtig is, gezien de verwijtbaarheid van verzoekster die medewerking heeft verleend aan de kwekerij. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er wordt geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1450

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 april 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A. Allersma),
en

de burgemeester van de gemeente Eemsdelta, verweerder

(gemachtigden: mr. L. Mathey en J. Etore).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen een last onder bestuursdwang, inhoudende dat haar woning op het [adres] (hierna: woning) voor een periode van drie maanden wordt gesloten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 24 maart 2023 heeft verweerder de last opgelegd. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Verzoekster is eigenaar en bewoner van de woning. Het betreft een vrijstaande woning, bestaande uit een woongedeelte en een inpandige kapschuur.
2.2
Op 11 januari 2023 ontving de politie van netbeheerder Enexis een melding van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning.
2.3
Op 23 maart 2023 heeft de politie in de woning een hennepkwekerij aangetroffen. De bestuurlijke rapportage van de politie, gedateerd 24 maart 2023, vermeldt dat in de inpandige kapschuur een afgetimmerd gedeelte werd aangetroffen van ongeveer 10 bij 9 meter. In deze ruimte bevonden zich twee kweekruimtes en een ruimte voor schakelapparatuur en voeding. In deze drie ruimtes werden 1177 hennepplanten, 67 assimilatielampen en aan- en afzuiginstallaties voor lucht aangetroffen. Toevoeging van CO² vond plaats middels CO²-kachels die waren aangesloten op gasflessen. Er was een volledig computergestuurde watervoorziening aanwezig. 3 Opticlimates (klimaatsystemen) zorgden voor de klimaatbeheersing. Ook werden twee canacutters aangetroffen.
2.4.
Blijkens een rapportage gevaarzetting, opgesteld door Enexis, werd op 23 maart 2023 een ondeugdelijke en illegale aftakking op de aansluitkabel van Enexis aangetroffen. De bestuurlijke rapportage vermeldt dat deze aftakking aangebracht is in de woning. Voor het aanleggen van de illegale stroomkabel was een gat in de metalen ombouw om de meterkast gemaakt.
2.5.
De bestuurlijke rapportage vermeldt voorts dat aan de achterkant van de woning meerdere camera’s bevestigd waren, gericht op de toegangen van de woning en de kapschuur. De aanvullende bestuurlijke rapportage van 3 april 2023 stelt dat er aanwijzingen zijn aangetroffen die duiden op minimaal één eerdere kweek in de kweekruimtes, te weten vervuiling van de gebruikte Deense bodems, vervuiling van het grondzeil in de kweekruimtes, vervuiling van apparatuur in de kweekruimtes, een droognet met resten van henneptoppen, hennepresten in de canacutters, in de tuin gestorte teelaarde met perlietkorrels en lege cans van voedingsmiddelen. Daarnaast wordt in de meetgegevens van Enexis een henneppatroon van tweemaal een 12-uurscyclus zichtbaar. Uit deze meetgegevens kan verder worden afgeleid dat er gedurende een eerdere periode van 10 weken een voltooide kweek is geweest.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
3.2
Hennep is opgenomen in lijst II van de Opiumwet.
4.1.
Niet is in geschil dat verweerder gezien het aantreffen van de hennepkwekerij bevoegd is tot het opleggen van de last onder dwangsom.
4.2.
De gemachtigde van verzoekster heeft naar voren gebracht dat Enexis al op 11 januari 2023 een melding heeft gedaan maar dat de politie pas op 23 maart 2023 de woning is binnengetreden, waarna direct tot sluiting is overgegaan.
De voorzieningenrechter overweegt dat slechts relevant is of ten tijde van het opleggen van de dwangsom werd voldaan aan het bevoegdheidsvereiste. Zoals hierboven vermeld, is het niet in geschil dat dit het geval is. De vraag of de politie en verweerder eerder hadden kunnen handelen doet niet ter zake.
5. De voorzieningenrechter zal zich bij de beoordeling van de overige gronden baseren op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (overzichtsuitspraak), en van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (evenredigheidsuitspraak). In de evenredigheidsuitspraak heeft de AbRS uitgesproken dat het bestreden besluit geschikt en noodzakelijk moet zijn om de beoogde doelen te bereiken en dat de genomen maatregel evenwichtig moet zijn.
6. De voorzieningenrechter overweegt dat de geschiktheid van de maatregel van sluiting van de woning om een einde te maken aan de overtreding van de Opiumwet niet in geschil is.
7. Verzoekster betoogt dat het sluiten van de woning niet noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde want er is volgens haar nooit overlast geweest, er is geen sprake van recidive, de woning is niet gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare omgeving en er is geen sprake van een brandgevaarlijke hennepkwekerij. Ten onrechte wordt voorts gesteld dat de kwekerij onderdeel uitmaakt van de georganiseerde criminaliteit. Verzoekster ziet niet in waarom niet kan worden volstaan met verzegeling van de binnendeur tussen de eigenlijke woning en de kapschuur. Dat kan eenvoudig, er is geen noodzakelijke samenhang tussen de twee gedeeltes.
7.1.
De overzichtsuitspraak noemt als uitgangspunt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dat dit ook in deze zaak het geval is, wordt bevestigd door de verklaringen van verzoekster en haar gemachtigde ter zitting dat verzoekster de kapschuur ter beschikking heeft gesteld aan niet bij naam genoemde ‘lieden’ en dat zij verder met de kwekerij geen bemoeienis had. Verder blijkt deze rol uit het professionele karakter van de kwekerij en uit de aanwezigheid van camera’s op de buitengevel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat daarom vast dat de woning deel uitmaakt van het drugscircuit. Sluiting onttrekt de woning aan dit circuit.
7.2.1.
De AbRS heeft zich in meerdere uitspraken uitgelaten over de vraag of volstaan kan of dient te worden met gedeeltelijke sluiting, onder meer in de uitspraak van 27 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2097, van 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2314, van 7 september 2016, ECLI:NL:2016:2401 en van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1333.
De voorzieningenrechter leidt uit deze uitspraken af dat de bevoegdheid tot sluiting van een andere ruimte dan waarin de drugs zijn aangetroffen, per geval beoordeeld moet worden en dat de burgemeester de keuze om een perceel in het geheel te sluiten voldoende moet motiveren.
7.2.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat de omstandigheid dat de kapschuur vanuit het eigenlijke woongedeelte alleen te betreden is door een tussendeur, betekent dat het praktisch gezien mogelijk is om de kapschuur los van het overige deel van de woning te sluiten.
7.2.3.
Eén van de maatstaven die de AbRS hanteert in bovengenoemde uitspraken is of de belanghebbende (verzoekster) zelf betrokken is bij de overtreding van de Opiumwet. Zoals hierboven is besproken, had verzoekster weet van de inrichting van een gedeelte van de kapschuur als hennepkwekerij.
7.2.4.
Daarnaast was er door de illegale elektriciteitsaftakking vanuit de meterkast in het eigenlijke woongedeelte een verband met de kwekerij in de kapschuur. Verzoekster was hiervan op de hoogte, wat bijdraagt aan haar verwijtbaarheid.
7.2.5.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de AbRS van 6 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3762, overweegt de voorzieningenrechter dat sluiting van het gehele perceel (en dus ook de gehele woning) tegemoetkomt aan verscheidene doeleinden van sluiting, genoemd ter zitting door verweerder, zoals het herstellen van een normale situatie en het kenbaar optreden tegen drugshandel.
7.2.6.
Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gezien het voorgaande, voldoende onderbouwd dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Dat de illegale elektriciteitsaftakking de elektriciteitsvoorziening van de omgeving in gevaar kan brengen en tot brandgevaar kan leiden, is op zichzelf niet voldoende voor sluiting op grond van de Opiumwet, maar kan verweerder wel betrekken bij de afweging over de noodzaak.
8.1.
Terecht heeft verzoekster naar voren gebracht dat de sluiting van de woning een inbreuk betekent op haar huisrecht. Zij zal immers drie maanden geen gebruik kunnen maken van haar woning.
8.2.
In het verweerschrift merkt verweerder op dat verzoekster na de sluiting van drie maanden weer gebruik zal kunnen maken van haar woning. Om deze periode te overbruggen, zal zij zich kunnen wenden tot haar volwassen kinderen die allen in de nabijheid van verzoekster woonachtig zijn.
8.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat een woningsluiting per definitie betekent dat de bewoner tijdelijk elders onderdak moet onderzoeken. Dat verzoekster hierdoor in het bijzonder getroffen wordt, is niet gebleken. Dat een noodgedwongen verblijf bij een kind niet altijd harmonieus verloopt, zoals verzoekster ter zitting heeft opgemerkt, maakt nog niet dat dit ongemak onoverkomelijk is.
8.4.
De sluiting van de woning gedurende drie maanden is, bij afweging van de betrokken belangen, niet onevenwichtig. Hierbij weegt de verwijtbaarheid van verzoekster, die geruime tijd medewerking heeft geleverd aan de inrichting en exploitatie van de kwekerij, mee in haar nadeel.

Conclusie en gevolgen

9. Op grond van het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.