In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 september 2023, in de zaak tussen eiseres en het Instituut Mijnbouwschade Groningen, werd het beroep van eiseres tegen een besluit van het Instituut beoordeeld. Eiseres had een aanvraag om schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk was toegewezen. Het primaire besluit van 2 maart 2020 kende een schadevergoeding van € 7.957,62 toe, maar na bezwaar werd dit bedrag in het bestreden besluit van 30 april 2021 verhoogd met een aanvullende schadevergoeding van € 1.870,09. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, waarbij zij volledige compensatie voor de verzakkingsschades en herstelkosten eiste.
De rechtbank behandelde het beroep op zitting op 2 november 2022, waarbij deskundigen aanwezig waren. Na een tussenuitspraak op 8 december 2022, waarin het Instituut werd verzocht om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen, werd er nader onderzoek gedaan. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het bewijsvermoeden niet was weerlegd en dat het Instituut bereid was de kosten van herstel van de schade aan de fundering te vergoeden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de schadevergoeding betrof en bepaalde dat het Instituut een aanvullend bedrag van € 100.008,74 aan eiseres moest vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast werd de reeds toegekende overlastvergoeding verhoogd met € 300,- en werd het Instituut veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 8.917,80 aan eiseres. De rechtbank oordeelde dat het Instituut het griffierecht van € 181,- aan eiseres moest vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.