Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2022 in de zaken tussen
[eiser], uit [plaats], eiser
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit van 28 juli 2021
8 november 2021, blz. 18).
Standpunten van partijen
Ingebrekestelling (beroep bekend onder zaaknummer LEE 20/3068)
23 september 2020 is daarom ongegrond.
Toetsingskader
‘over de invloed van trillingen door bevingen op zettingen van gebouwen’is door ir. P.C. van Staalduinen en ing. H.J. Everts (op blz. 1-2) als meest krachtige ontzenuwing van het bewijsvermoeden -bij zettingen- weergegeven:
20 april 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1288).
Beoordeling van het beroep met zaaknummer LEE 21/3041
“Na het aanbrengen van de mortel krimpt de mortel als deze te snel uitdroogt met de geconstateerde haarscheuren tot gevolg.”
“De scheuren zijn ontstaan doordat de harde stuclaag het uitzetten en krimpen van de zachte ondergelegen metselstenen niet kan volgen.”
“Na het aanbrengen van de mortel hard deze uit en is deze gekrompen. Door te snelle uitdroging ontstaan dan krimpscheuren in de mortel.”
gevonden in werking van de toegepaste bouwmaterialen.
2 oktober 2019. In laatstgenoemd adviesrapport (waar de schades onder 48 en 49 waren opgenomen) werd de schade nog geweten aan ongelijke zetting van de fundering.
“de schades zijn veroorzaakt door een ongelijke zetting van de fundering die het gevolg is van onvoldoende stijfheid van de fundering en onvoldoende draagvermogen van de ondergrond.”Daarom zijn deze schades in de visie van de commissie niet gerelateerd aan mijnbouwactiviteiten.
“Aangezien de fundering volgens Archipunt voldoende draagkracht heeft om de belasting van de woning (zowel de voorgevel als de zijgevels) te kunnen dragen kan de constructie van de woning niet zorgen voor een toename van de gronddruk/belasting op de ondergrond zoals de deskundige stelt. Tevens geeft Archipunt in tegenstelling tot de deskundige niet aan dat de fundering onvoldoende stijf is, sterker nog Archipunt geeft aan dat na de berekeningen de fundering voldoende draagkrachtig blijft en binnen de toleranties valt. Derhalve kan dit dan ook niet de uitsluitende oorzaak van deze schade zijn.”
“Gezien de ouderdom van de boerderij en de zeer geringe scheurvorming vanuit de fundering geconcludeerd mag worden dat de boerderij een ruim voldoende fundering kent.”
De aanlegdiepte van de fundering bevindt zich boven de algemeen geldende vorstgrens. Mogelijk opvriezen van de fundering kan in dit geval niet uitgesloten worden.
“de schades zijn veroorzaakt door een ongelijke zetting van de fundering die het gevolg is van onvoldoende stijfheid van de fundering en onvoldoende draagvermogen van de ondergrond.”Deze conclusie wordt onvoldoende gedragen door de inhoud van het rapport van Archipunt, terwijl dit rapport wel ten grondslag ligt aan deze conclusie. Zo is in bijlage 2 (bevindingen deskundige Nabben van 4 augustus 2020) meermalen expliciet verwezen naar het als bijlage 3 toegevoegde rapport van Archipunt. In de adviezen van Nabben en Verdoorn is niet (voldoende) inzichtelijk gemaakt waarom het rapport van Archipunt kan leiden tot de in de adviezen getrokken conclusies. Deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie
22 september 2021 (20 uren, € 1.850,-) en 18 mei 2022 (22 uren, € 2.000,-) voor vergoeding in aanmerking komen. Voor Vrieling geldt dat de gedeclareerde kosten voor het bijwonen van de zitting op 1 juni 2022 voor vergoeding in aanmerking komen (4 x € 95,- = € 380,-). De rechtbank acht dit bedrag (€ 380,-) ook een redelijke vergoeding voor het bijwonen van de zitting door Meiborg. Deze bedragen voor de deskundigen (in totaal € 4.610,-) dienen te worden vermeerderd met de daarover verschuldigde omzetbelasting (€ 968,10). Met betrekking tot de door Meiborg gevraagde reiskosten voor de zitting van 1 juni 2022 (440 kilometer) overweegt de rechtbank dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen op basis van het openbaar vervoer, tweede klas, Woerden – Groningen en terug. Deze kosten begroot de rechtbank in totaal op € 59,54. In totaal gaat het daarmee om een bedrag van € 7.155,64 (€ 1.518,- + € 5.637,64).
Beslissing
23 september 2020 ongegrond;
28 juli 2021 gegrond;
mr.R.A. Schaapsmeerders, griffier.