ECLI:NL:RBNNE:2024:2548

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
21/55
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om vergoeding van planschade in verband met Windpark De Drentse Monden - Oostermoer

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser, een inwoner van Nieuw-Buinen, tegen de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van planschade door de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het verzoek om vergoeding van planschade werd ingediend op 4 juli 2019, maar afgewezen op 17 juni 2020, omdat de schade voor eiser volgens de minister voorzienbaar was. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 16 november 2020. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigden van de minister en de exploitanten, aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de schade voor eiser voorzienbaar was op het moment van de aankoop van zijn woning op 27 oktober 2010. De rechtbank baseert dit oordeel op de vaststelling dat de Omgevingsvisie Drenthe, die op 2 juni 2010 is vastgesteld, een voldoende concreet beleidsvoornemen bevatte dat openbaar was gemaakt. De rechtbank wijst erop dat de woning van eiser zich binnen het zoekgebied voor grootschalige windenergie bevond, zoals aangegeven in de Omgevingsvisie. Eiser betoogde dat hij niet had kunnen voorzien dat er schade zou ontstaan, maar de rechtbank oordeelt dat een redelijk denkend en handelend koper rekening had moeten houden met de kans op planologische wijzigingen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/55

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit Nieuw-Buinen, eiser

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister

(gemachtigde: mr. J.H. Verheul-Verkaik).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
Pure Energie Wind BV, Windpark Oostermoer Exploitatie BVen
Duurzame Energieproductie Exloërmond BV
(gemachtigden: mr. D. Sietses en mr. G.A. Leever).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van planschade.
1.1.
De minister heeft het verzoek om vergoeding van planschade van 4 juli 2019 met het besluit van 17 juni 2020 afgewezen, omdat de schade voor eiser voorzienbaar was. Met het bestreden besluit van 16 november 2020 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van het planschadeverzoek gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van de minister, bijgestaan door H. Coban, werkzaam bij Bureau Thorbecke, en de gemachtigden van de exploitant.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie Drenthe (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld.
2.1.
Eiser is eigenaar van de woning aan het [adres] [nummer] in Nieuw-Buinen. Eiser heeft het perceel gekocht op 27 oktober 2010. Op 17 december 2010 is eiser eigenaar geworden.
2.2.
Op 22 september 2016 is het inpassingsplan Windpark De Drentse Monden en Oostermoer in werking getreden. Op 21 februari 2018 is het inpassingsplan onherroepelijk geworden. [1]
2.3.
Op 4 juli 2019 heeft eiser een planschadeverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn. Het college heeft het verzoek om vergoeding van planschade doorgestuurd naar de minister.
2.4.
Bureau Thorbecke B.V. (hierna: Thorbecke) heeft op 29 mei 2020 advies uitgebracht op het verzoek om vergoeding van planschade. Daarin heeft Thorbecke geadviseerd om geen planschadevergoeding toe te kennen.
2.5.
In het besluit van 17 juni 2020 heeft de minister het planschadeverzoek afgewezen.
2.6.
Nadat eiser bezwaar had gemaakt, heeft de minister in het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 17 juni 2020 in stand gelaten.
3. Eiser heeft beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om planschade. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
6. Op 1 januari 2024 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. In artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet heeft de wetgever regels van overgangsrecht gegeven voor een verzoek om vergoeding van schade die is geleden door de inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, b, e of f, van de Wro. In het derde lid is bepaald dat het oude recht van toepassing blijft op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.
6.1.
De door eiser in de aanvraag van 4 juli 2019 aangewezen oorzaak van de gestelde schade, het inpassingsplan, is een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro. Dat betekent dat in dit geval de Wro, zoals die gold vóór 1 januari 2024, op deze procedure van toepassing blijft.
Wat is in geschil?
7. Tussen partijen is in geschil of de schade voor eiser voorzienbaar was op het moment van aankoop van de woning.
Was de schade voor eiser voorzienbaar?
8. Eiser betoogt dat hij, als redelijk denkend en handelend burger, anders dan de minister heeft aangenomen op basis van de Omgevingsvisie niet had kunnen voorzien dat voor hem schade zou ontstaan. De Omgevingsvisie is niet een concreet beleidsvoornemen, aldus eiser, maar een vormvrij stuk dat niet noodzakelijkerwijs leidt tot concrete plannen. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [2] Ook is de Omgevingsvisie enkel zelfbindend, en werkt de inhoud van de Omgevingsvisie niet door naar andere bestuursorganen, zoals de minister. Eiser stelt verder dat geen bewijs te vinden is dat de Omgevingsvisie daadwerkelijk ter inzage heeft gelegen, en dat in de ontwerp-Omgevingsvisie het veenkoloniale gebied niet stond opgenomen, zodat ook om die reden voor hem niet te voorzien was dat dat gebied in beeld was voor de plaatsing van windmolens. Ook was het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn tegen het windmolenpark. Eiser stelt zich tot slot op het standpunt dat diverse instanties, zoals de Vereniging Eigen Huis, makelaars en juridische dienstverleners, kopers alleen adviseren om in bestemmingsplannen te kijken naar relevante planologische ontwikkelingen, en niet in andere (beleids)documenten zoals omgevingsvisies. Gelet hierop was de schade voor eiser niet voorzienbaar.
8.1.
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de voorzienbaarheid van een planologische wijziging moet worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, voor een redelijk denkend en handelend koper, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. [3]
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade voor eiser voorzienbaar was, omdat ten tijde van de investeringsbeslissing (de aankoop van het perceel op 27 oktober 2010) een voldoende concreet beleidsvoornemen openbaar was gemaakt, namelijk de Omgevingsvisie. De rechtbank betrekt in dat oordeel dat het meest recente concrete beleidsvoornemen ten tijde van de aankoop van doorslaggevend belang is voor het antwoord op de vraag of er sprake is van voorzienbaarheid. [4] Uit de Omgevingsvisie blijkt dat die op 2 juni 2010 is vastgesteld. Het staat vast dat de woning van eiser is gelegen binnen het zoekgebied voor grootschalige windenergie, zoals dat staat opgenomen in de Omgevingsvisie, en meer specifiek op kaart 8a op pagina 54. Verder staat vast dat eiser het object nadien heeft gekocht en daarna de eigendom heeft verkregen. Voor eiser was de schade daarom voorzienbaar.
8.3.
Het betoog van eiser dat de Omgevingsvisie niet op een zodanig moment is gepubliceerd dat hij daar tijdig kennis van kon nemen, volgt de rechtbank niet. Hoewel geen van de partijen een officiële publicatie van de terinzagelegging heeft overgelegd en de rechtbank die ook zelf niet heeft kunnen achterhalen, hebben de derde-partijen ter zitting onder meer gewezen op een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [5] waaruit kan worden afgeleid dat aankondiging van de terinzagelegging heeft plaatsgevonden in een huis-aan-huisblad. Verder staat in het bestreden besluit dat de Omgevingsvisie in ontwerp ter inzage heeft gelegen van 7 januari tot en met 18 februari 2010, dat er burgersessies zijn geweest en dat er een groot aantal zienswijzen naar voren is gebracht. Wat eiser heeft aangedragen geeft de rechtbank geen reden daaraan te twijfelen, en dit maakt de schade voor hem daarmee niet onvoorzienbaar. Ook het betoog van eiser dat de Omgevingsvisie inhoudelijk niet voldoende concreet genoeg is om daar een beleidsvoornemen uit te kunnen afleiden, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt in dat licht dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de planologische ontwikkeling voldoende voorzienbaar is bij een beleidsvoornemen met daarin een afgebakend zoekgebied voor een bepaalde planologische ontwikkeling. [6] Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, bevindt de woning van eiser zich in het zoekgebied voor grootschalige windenergie zoals opgenomen in kaart 8a van de Omgevingsvisie. Daarmee is sprake van een voldoende concreet beleidsvoornemen. Ook dat betoog van eiser leidt daarom niet tot een ander oordeel.
8.4.
Ook volgt de rechtbank het betoog van eiser niet dat de Omgevingsvisie enkel zelfbindend is voor bestuursorganen die behoren tot de provincie Drenthe en niet doorwerkt naar andere bestuursorganen, zoals in dit geval de minister die het inpassingsplan heeft vastgesteld. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [7] volgt dat de voorzienbaarheid ook kan worden aangenomen op basis van een concreet beleidsvoornemen dat is vastgesteld en gepubliceerd door een ander bestuursorgaan dan het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van de planologische besluiten die nodig zijn om het beleidsvoornemen te realiseren. De rechtbank concludeert daaruit dat het feit dat de Omgevingsvisie door provinciale staten van Drenthe is vastgesteld en het inpassingsplan door de minister, niet betekent dat om die reden geen voorzienbaarheid kan worden aangenomen. Het betoog van eiser slaagt daarom niet.
8.5.
Het betoog van eiser dat diverse instanties zoals de Vereniging Eigen Huis en makelaars in algemene zin alleen adviseren om in bestemmingsplannen (en niet in provinciale beleidsstukken zoals omgevingsvisies) te kijken ter vaststelling of negatieve planologische ontwikkelingen zich kunnen voordoen, baat eiser evenmin. Dat betoog neemt immers niet weg dat van een redelijk denkend en handelend koper die een ingrijpende beslissing overweegt als de aankoop van een huis, mag worden verwacht dat hij het nodige onderzoek doet om te zorgen dat hij na die aankoop niet voor verrassingen komt te staan. Waar nodig zal hij ook onderzoek moeten doen in beleidsstukken met mogelijke ruimtelijke gevolgen, zoals een omgevingsvisie. Dat een dergelijke koper afgaat op advies van derden, zoals een makelaar, is heel begrijpelijk, maar de verantwoordelijkheid voor de mate van onderzoek die hij verricht blijft uiteindelijk bij hemzelf. Ook dit betoog van eiser slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616.
2.Eiser wijst op de uitspraak ABRvS 6 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1881.
3.ABRvS 20 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1658, r.o. 7.1.
4.ABRvS 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, r.o. 5.29.
5.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2676.
6.ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:764, r.o. 11.2 en ABRvS 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3009, r.o. 6.6.
7.ABRvS 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2024, r.o. 5.3.