Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 augustus 2025 in de zaken tussen
Stichting Platform Tegenwind N33, uit Meeden, eiseres in LEE 23/708
gezamenlijk: eisers
Als derde-partijen nemen aan de zaken deel:RWE Windpower Nederland B.V. uit Geertruidenberg en Windpark Vermeer B.V. uit Amsterdam
(gemachtigde: mr. J.C. van Oosten).
Samenvatting
.Eisers krijgen gelijk en de beroepen zijn dus gegrond. Het college krijgt de opdracht om opnieuw op de bezwaren van eisers te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Ook stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor aan eisers een schadevergoeding toekomt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
[persoon 6] namens de exploitanten.
Beoordeling door de rechtbank
Is in dit geval de zorgplicht uit artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit van toepassing?
hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Uit de rechtspraak van de ABRvS volgt dat de gehele paragraaf 3.2.3 van het Activiteitenbesluit buiten toepassing moet worden gelaten. [9] De conclusie dat paragraaf 3.2.3 geheel buiten toepassing moet worden gelaten, wordt ook gedragen door wat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat schrijft in de nota van toelichting op de Tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken (de Tijdelijke regeling). [10] Voorts voert het college aan dat nu er voor dit windpark op 21 maart 2022 een wijziging is geweest in het inpassingsplan, pararaaf 3.2.3a van het Activiteitenbesluit niet van toepassing is op het windpark. Op basis van de zorgplicht van het Activiteitenbesluit is het college daarom in dit geval niet bevoegd om handhavend op te treden tegen het windpark, aldus het college.
artikel 3.15b, eerste lid, van het Activiteitenbesluit en daarmee in strijd met de wet genomen.
Was er ten tijde van het bestreden besluit sprake van een overtreding?
Volgens het college zijn alle onderzoeken, rapportages, berekeningen en reacties daarop betrokken bij de besluitvorming over het bezwaarschrift van eisers. In dit geval ligt het berekende akoestische jaargemiddelde ruimschoots onder de normen van 47 dB Lden
en 41 dB Lnight, als die normen van toepassing zouden zijn. Nu uit de berekeningen blijkt dat de geluidsproductie onder de helft van de wettelijke norm blijft, maakt dit volgens het college des te minder aannemelijk dat de wettelijke zorgplicht geschonden zou zijn. Uit het onderzoek van [onderzoeker] blijkt dat er op verschillende momenten sprake is van laagfrequent geluid. Uit het onderzoek blijkt niet hoe hard en hoe vaak dit geluid zich voordoet, maar wel dat het geluid samenhangt met bepaalde windsterktes. Ook stelt het onderzoek dat het laagfrequent geluid hinder kan veroorzaken bij omwonenden. Daarvan getuigen ook de klachten die bij de gemeente en de dorpsraad worden ingediend. Het college ziet echter ook in het onderzoek staan dat het windpark zeer waarschijnlijk wel binnen de gestelde geluidsnormen blijft en dat er op basis van de huidige wetgeving helaas niets aan gedaan kan worden. Het college acht van belang dat de metingen, op één meting na, betrekking hebben op de periode voordat de exploitanten de instellingen van de windturbines hebben gewijzigd. Uit het onderzoek blijkt dus niet dat er sprake is van een overtreding van de voorheen geldende grenswaarden van het Activiteitenbesluit, maar ook niet dat er sprake is van onevenredige geluidhinder. Volgens het college brengen de andere onderzoeken daar geen verandering in. Ook in de registraties over het jaar 2021 ziet het college geen aanknopingspunten voor een ander standpunt. Daarnaast voert het college aan dat, anders dan eisers beweren, het college niet heeft geconcludeerd dat er meer geluid wordt geproduceerd dan in de mer bij de vergunningaanvraag als worst case scenario is berekend. Zelfs al zou er een grotere geluidsproductie zijn dan in de mer is berekend, kan alsnog niet tegemoet gekomen worden aan de wensen van eisers. Een mer is niet bedoeld om normen te scheppen waar het vergunde project aan moet voldoen en een grondslag te bieden voor handhaving. Dit omdat een mer geen voorschriften bevat, aldus het college.
van 2 september 2021 geen kenbaar en objectief onderzoek heeft gedaan, dan wel laten doen, naar de geluidsproductie van het windpark en de door eisers ervaren geluidhinder. Daarmee is de behandeling van het handhavingsverzoek van eisers en besluitvorming daarover niet deugdelijk en zorgvuldig verlopen. In de bezwaarfase heeft er echter wel zo’n onderzoek plaatsgevonden, door [onderzoeker], zodat dat gebrek in bezwaar is hersteld. Het onderzoek van december 2021 heeft de basis gevormd voor de volledige heroverweging in de bezwaarfase en voor het besluit op bezwaar. Tussen partijen is niet in geschil dat het onderzoeksrapport van [onderzoeker] op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, dat de redenering van dat rapport begrijpelijk is en dat de getrokken conclusies daarop aansluiten. De rechtbank is van oordeel dat het college zijn conclusies op dat onderzoeksrapport heeft kunnen baseren.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. H.D. Tolsma, leden, in aanwezigheid van mr.R.A. Schaapsmeerders, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2025.
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Deze afdeling is van toepassing op degene die:
1. Degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn dan wel het al dan niet tijdelijk buiten werking stellen van de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, voorkomt die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
2. Onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:
[…]
1. Deze paragraaf is tot en met 30 juni 2025 van toepassing op het in werking hebben van een windturbine die deel uitmaakt van een windturbinepark waarvoor:
1. Een windturbine of een combinatie van windturbines voldoet ten behoeve van het voorkomen of beperken van geluidhinder aan de norm van ten hoogste 47 dB Lden en aan de norm van ten hoogste 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen, tenzij deze zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein, en bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.
[…]
1. De metingen van de geluidemissie ter bepaling van de bronsterkte van een windturbine of een combinatie van windturbines worden uitgevoerd overeenkomstig de bij ministeriële regeling te stellen eisen.
2. De drijver van de inrichting registreert de bij ministeriële regeling te bepalen gegevens welke gedurende vijf kalenderjaren na dagtekening worden bewaard en ter inzage gehouden.