Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2022 in de zaak tussen
[naam] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Zowel eiseres als haar ex-werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij brief van 8 januari 2021 heeft eiseres haar bezwaar ingetrokken. Het bezwaar van de ex-werkgever werd gehandhaafd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Eiseres werkte als magazijnmedewerkster voor gemiddeld 39,89 uur per week. Zij is op 27 november 2018 met gezondheidsklachten uitgevallen voor haar werkzaamheden. Nadat zij de wachttijd heeft doorlopen, heeft zij op6 augustus 2020 een aanvraag voor een
WIA-uitkering gedaan. Deze aanvraag heeft geleid tot de besluitvorming zoals weergegeven onder het kopje ‘Procesverloop’.
Het bestreden besluit
3.2. Ook vindt eiseres dat haar beperkingen zijn onderschat. Eiseres heeft zowel fysieke klachten (hartritmestoornis) als psychische klachten (angst- en paniekstoornis). Ten aanzien van de psychische klachten stelt eiseres dat zij is gediagnosticeerd met een matig ernstig depressieve stoornis met angstige stemming en somatische symptoomstoornis. Ook heeft eiseres onvoldoende coping-mechanismen. Eiseres is in behandeling bij GGZ [naam] en gebruikt vanwege haar psychische klachten medicatie. Ten onrechte heeft het UWV zich gebaseerd op een verwachting dat de belastbaarheid van eiseres zal verbeteren vanwege toekomstige behandeltrajecten. Tot slot voert eiseres ten aanzien van de medisch inhoudelijke beoordeling aan dat - gelet op haar psychische problematiek en haar dagverhaal - ten onrechte geen urenbeperking van vier uren per dag is aangenomen.
- een brief van de huisarts van 30 juni 2021,
- een huisartsenjournaal over de perioden van 6 juli 2020 – 15 juni 2021, van 20 februari 2020 – 3 juni 2021 en over de periode van 26 augustus 2020 – 31 mei 2021,
- een brief van GZ-psycholoog [naam] van 26 mei 2021,
- een brief van reumatoloog [naam] van 20 februari 2020,
- een brief van polikliniek longgeneeskunde van [naam] van 10 december 2020,
- een brief van cardioloog [naam] van 31 mei 2021 en
- een brief van de psycholoog en regiebehandelaar van [naam] van 22 juli 2021.
- zij moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen,
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en
- de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
Conclusie9. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het beroep ongegrond is. Het UWV heeft naar het oordeel van de rechtbank dus terecht vastgesteld dat eiseres per einde wachttijd 24 november 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.138,50;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.