Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
1.1 De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning met de WOZ-beschikking van 24 februari 2021 vastgesteld op € 326.000. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2020 en geldt voor het kalenderjaar 2021. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van 24 februari 2021. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor de woning opgelegd.
De beoordeling van het beroep2.De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
e-mailbericht van eiser niet kan worden opgemaakt dat eiser het beroep uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft ingetrokken. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat dit e-mailbericht niet rechtstreeks aan de rechtbank is gericht en ook niet aan de gemachtigde van eiser.