ECLI:NL:RBOBR:2022:5439

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
21/2665
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de hoogte van de WOZ-waarde van een woning en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 14 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 326.000, met een waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiser was aanvankelijk verbaasd over de lopende beroepsprocedure, maar na uitleg over de WOZ-waarde van zijn woning in vergelijking met die van zijn buren, gaf hij aan zich in de waarde te kunnen vinden. De rechtbank oordeelt dat er geen misbruik van recht is en dat het beroep ontvankelijk is, ondanks dat eiser zich kan vinden in de WOZ-waarde. De rechtbank behandelt de gronden van eiser niet meer, omdat er geen geschil meer is over de WOZ-waarde. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, zonder dat eiser recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2665

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, de heffingsambtenaar
(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ [1] -waarde van zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] .
1.1 De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning met de WOZ-beschikking van 24 februari 2021 vastgesteld op € 326.000. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2020 en geldt voor het kalenderjaar 2021. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van 24 februari 2021. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor de woning opgelegd.
1.2
De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar van 25 september 2021 (de bestreden uitspraak) de waarde van de woning gehandhaafd.
1.3
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: een kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser, [naam] , de gemachtigde van de heffingsambtenaar en de taxateur van de heffingsambtenaar,
[naam] .

De beoordeling van het beroep2.De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

De standpunten van partijen
3. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen belang meer is nu bij eiser de wil ontbreekt om de beroepsprocedure voort te zetten. De heffingsambtenaar leidt dit af uit opmerkingen die eiser heeft gemaakt tijdens de inpandige opname van zijn woning op 22 november 2021 door de taxateur van de heffingsambtenaar. Eiser gaf toen aan verbaasd te zijn over de lopende beroepsprocedure en was in de veronderstelling dat de procedure met het afhandelen van het bezwaarschrift was beëindigd. Nadat eiser uitleg had gekregen over het verschil in WOZ-waarde tussen zijn woning en de woning van zijn buren had hij met de WOZ-waarde geen moeite (meer). Volgens de heffingsambtenaar is er dus geen geschil meer.
3.1
De gemachtigde van eiser stelt in zijn brief van 15 november 2022 dat de heffingsambtenaar in meerdere dossiers op deze wijze tijdens een inpandige opname belanghebbenden op een oneigenlijke wijze probeert te beïnvloeden. Er is sprake van een rechtsgeldige machtiging om alle (procedurele) stappen te ondernemen die nodig zijn om aan de orde te stellen dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld. Eiser heeft deze machtiging op geen enkele wijze ingetrokken om daarmee de dienstverlening van de gemachtigde te beëindigen. Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat eiser het standpunt van de heffingsambtenaar onderschrijft en er is dus geen sprake van het intrekken van de procedure.
3.2
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar een nader stuk overgelegd, namelijk een uitdraai van een e-mailbericht van 17 november 2022 van hem aan eiser en het antwoord van eiser daarop in een e-mailbericht van 18 november 2022. De heffingsambtenaar heeft daarbij uitgelegd dat deze e-mailberichten een reactie zijn op de brief van 15 november 2022 van de gemachtigde van eiser aan de rechtbank. De gemachtigde van eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en gesteld dat dit stuk buiten beschouwing moet blijven. Hij heeft geweigerd het nadere stuk in ontvangst te nemen.
De beslissing van de rechtbank over het nadere stuk
4. Het staat een partij in beginsel vrij ook tijdens de zitting nog nadere stukken in te dienen. Deze mogelijkheid wordt echter wel begrensd door de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor. Partijen moeten worden beschermd tegen te laat aan het dossier toegevoegde stukken waarop zij niet zijn voorbereid en waarop zij niet adequaat kunnen reageren.
4.1
Het nadere stuk van de heffingsambtenaar is een reactie op de brief van de gemachtigde van eiser van 15 november 2022. Het zijn twee korte e-mailberichten, waarbij het e-mailbericht van de heffingsambtenaar voor het overgrote deel bestaat uit een citaat uit zijn verweerschrift en een verwijzing naar de brief van 15 november 2022. De gemachtigde van eiser heeft weliswaar gesteld dat hij wordt overvallen door dit stuk, maar niet dat hij niet adequaat op dit stuk kan reageren. In plaats van kennis te nemen van het stuk om te beoordelen of hij in staat is om daarop te reageren, heeft hij geweigerd er kennis van te nemen. Die weigering blijft voor rekening en risico van de gemachtigde van eiser en leidt er niet toe dat het stuk buiten beschouwing blijft. De rechtbank zal het nadere stuk daarom in haar beoordeling betrekken.
De inhoud van het nadere stuk
5. In het e-mailbericht van 18 november 2022 van eiser staat het volgende:
‘Goedemiddag,
Op verzoek reageer ik op onderstaande mail.
Als eerste was ik verbaasd, dat wij benaderd werden door de taxateur voor een woning taxatie. De verbazing kwam voort, omdat wij in de veronderstelling waren dat het bezwaar al tot een einde was gekomen, zeker omdat er al een geruime periode overheen was gegaan.
De taxateur die bij ons in huis is geweest heeft netjes haar rondje gemaakt en mij uitgelegd waar het verschil in zit w.b.t. de gestelde hoogte van de WOZ waarde van onze buren. Ik kon me na haar uitleg hier in vinden, ook omdat we inmiddels een taxatie rapport hadden liggen i.v.m. de toen aankomende verbouwing. Dus wat er in de brief van [naam] staat geschreven, dat wij op een oneigenlijke wijze geprobeerd zijn te beïnvloeden, daar kunnen wij ons niet in vinden. Deze vrouw was zeer vriendelijk en hebben een prettig contact met haar gehad, ze heeft haar werk gewoon goed gedaan.
Omdat [naam] uit onze naam probeert zijn gelijk te halen, door iets op papier te zetten, wat niet door ons is gezegd, willen wij per direct het bezwaar beëindigen. En mogen hun niet meer verder werken aan deze procedure en komt er dan nu eindelijk een einde aan dit getouwtrek.
Hopende op een goede afloop,
Verblijven wij,
Met vriendelijke groet,
[naam eiser]
De rechtbank heeft de inhoud van dit e-mailbericht tijdens de zitting aan de gemachtigde van eiser voorgehouden.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
Misbruik van recht
6. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de bevoegdheid om beroep in te stellen door de gemachtigde van eiser is misbruikt. Daartoe ontbreken namelijk zwaarwichtige gronden die zijn vereist voor het niet-ontvankelijk verklaren van een ingesteld beroep. [2] De gemachtigde van eiser heeft gesteld dat hij met eiser heeft gesproken over het instellen van beroep en dat eiser daarmee heeft ingestemd, omdat hij de WOZ-waarde van de woning te hoog vond. De heffingsambtenaar heeft tijdens de zitting betwist dat dit overleg heeft plaatsgevonden. Die stelling heeft hij echter niet onderbouwd. Uit het e-mailbericht van eiser kan de rechtbank ook niet afleiden dat het overleg over het instellen van beroep niet heeft plaatsgevonden of dat de gemachtigde van eiser tegen de wil van eiser beroep heeft ingesteld. Het is de rechtbank dus niet gebleken dat het beroep zodanig evident is aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven, dat het aanwenden van beroep blijk geeft van kwade trouw.
Intrekken van het beroep
6.1
De rechtbank volgt de gemachtigde van de heffingsambtenaar niet in zijn standpunt dat hij tijdens de zitting heeft ingenomen dat eiser het beroep met zijn e-mailbericht van 18 november 2022 heeft ingetrokken. De verklaring dat het beroep wordt ingetrokken, moet namelijk uitdrukkelijk en ondubbelzinnig zijn. [3] De rechtbank is van oordeel dat uit het
e-mailbericht van eiser niet kan worden opgemaakt dat eiser het beroep uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft ingetrokken. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat dit e-mailbericht niet rechtstreeks aan de rechtbank is gericht en ook niet aan de gemachtigde van eiser.
Belang bij het beroep
6.2
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR) [4] moet een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener van het beroep geen belang daarbij heeft. Daarvan is sprake als het beroep, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot de bestreden uitspraak en eventuele bijkomende beslissingen, zoals die over proceskosten.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat het beroep op zich eiser niet in een betere positie kan brengen. Dat rechtsmiddel biedt hem immers de mogelijkheid dat de rechtbank tot het oordeel zou komen dat de WOZ-waarde lager moet worden vastgesteld dan de heffingsambtenaar heeft gedaan. Dat eiser zich inmiddels kan vinden in de WOZ-waarde van zijn woning betekent dus niet dat eiser geen belang meer heeft bij het beroep. Daarom acht de rechtbank het beroep ontvankelijk.
De inhoudelijke beoordeling van het beroep
6.4
Uit het e-mailbericht van eiser volgt dat hij geheel akkoord is met de WOZ-waarde van zijn woning. Daarmee berust eiser dus ook in de aan hem door de heffingsambtenaar opgelegde aanslag OZB. Niets wijst er op dat deze verklaring van eiser door (oneigenlijke) beïnvloeding door de heffingsambtenaar of zijn taxateur tot stand is gekomen. De gemachtigde van eiser heeft dat ook op geen enkele wijze onderbouwd en het is de rechtbank niet duidelijk waar de gemachtigde van eiser zijn stelling op baseert. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser namelijk aangegeven dat hij geen contact heeft opgenomen met eiser nadat het beroep is ingesteld. Over de stelling van de heffingsambtenaar dat er geen geschil meer is of over de gang van zaken tijdens de inpandige opname heeft de gemachtigde van eiser dus ook niet met eiser gesproken.
6.5
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem verdedigde WOZ-waarde van € 326.000 niet te hoog is. Hij heeft de waarde in beroep onderbouwd met de vergelijkingsobjecten [adres] , [adres] , [adres] en [adres] , allen in [woonplaats] en de relevante verschillen in het taxatierapport van de taxateur en de matrix die daarbij hoort inzichtelijk gemaakt. Eiser is het eens met deze WOZ-waarde en wenst geen verdere behandeling van zijn zaak. Wat de gemachtigde van eiser verder heeft aangevoerd, behandelt de rechtbank daarom niet. De gemachtigde van eiser is immers geen belanghebbende bij de WOZ-beschikking van eiser. Dat eiser de machtiging van zijn gemachtigde niet heeft ingetrokken, maakt dit ook niet anders. Die machtiging houdt immers niets anders in dan dat de gemachtigde eiser mag bijstaan en vertegenwoordigen. De machtiging staat er op geen enkele wijze aan in de weg dat eiser zich zelfstandig in de procedure uitlaat over zijn standpunten en de rechtbank zulke uitlatingen vervolgens ook bij haar beoordeling betrekt.

Conclusie en gevolgen

7. Al deze overwegingen leiden de rechtbank tot de conclusie dat het beroep wel ontvankelijk is, maar dat het ongegrond is.
7.1
De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat eiser het griffierecht terug krijgt of een vergoeding krijgt van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.B.H. Vermeulen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ)
2.Zie de uitspraak van de Raad van State van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4129)
3.Zie het arrest van de HR van 17 maart 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AV5026)
4.Arrest van de HR van 11 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:878)