ECLI:NL:RBOBR:2023:2023
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning en de rechtmatigheid van de heffing van onroerendezaakbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 28 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 436.000, welke later verlaagd werd naar € 415.000 na een bezwaar van eiser. Eiser stelt dat de waarde te laag is en voert aan dat de Wet WOZ in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, dat het recht op eigendom beschermt. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank wijst erop dat de wijziging van eisers standpunt tijdens de zitting in strijd is met de goede procesorde en daarom buiten beschouwing wordt gelaten. De rechtbank concludeert dat er geen geschil meer is over de waarde van de woning, aangezien partijen het eens zijn over de waarde van € 415.000. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.