ECLI:NL:RBOBR:2023:2030
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning en de rechtmatigheid van de heffing van onroerendezaakbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 28 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 378.000, met een waardepeildatum van 1 januari 2017. Eiser betwistte deze waarde en voerde aan dat de Wet WOZ in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, dat het recht op eigendom beschermt. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Eiser's standpunt dat de waarde te laag is, wordt terzijde geschoven omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een belang heeft bij een verhoging van de WOZ-waarde. De rechtbank concludeert dat de heffing van onroerendezaakbelasting rechtmatig is en dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last voor eiser. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.