In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 18 april 2025, wordt de WOZ-waarde van een woning in [woonplaats] beoordeeld. Eiseres, eigenaar van de woning, heeft beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 426.000, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar van de Samenwerking A2-gemeenten. De heffingsambtenaar heeft de waarde verdedigd met een waardematrix en vergelijkingsobjecten, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is. Eiseres heeft aangevoerd dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de gedateerde toestand van de woning en de ligging nabij een industrieterrein. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning moet worden verlaagd naar € 410.000, en dat de heffingsambtenaar de aanslag onroerendezaakbelasting moet verlagen. Tevens heeft eiseres recht op een proceskostenvergoeding van € 2.486, en het griffierecht van € 51 moet door de heffingsambtenaar worden vergoed. De uitspraak benadrukt de rol van de heffingsambtenaar in het bewijzen van de vastgestelde waarde en de verantwoordelijkheden van de eiseres in het aanvoeren van feiten die tot een lagere waardering kunnen leiden.