ECLI:NL:RBOBR:2025:3498
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een woning en de toepassing van de vergelijkingsmethode
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 19 juni 2025, in de zaak met nummer SHE 24/1496, werd de WOZ-waarde van een woning in [woonplaats] beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 475.000 voor het kalenderjaar 2023, wat door eiser werd betwist. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de toestand van de woning, waaronder verouderde voorzieningen en onderhoudsgebreken. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank volgde de heffingsambtenaar in zijn argumentatie dat de woning niet te vergelijken was met het buurpand, omdat de onderlinge verschillen niet verwaarloosbaar waren. Eiser had ook andere vergelijkingsobjecten aangedragen, maar de rechtbank vond dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de relevante verschillen. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekende dat hij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak benadrukt het belang van de vergelijkingsmethode bij de waardering van onroerende zaken en de rol van de heffingsambtenaar in het bewijzen van de vastgestelde waarde.