4.4.De voorzieningenrechter stelt verder vast dat het pand verschillende ruimtes bevat, waaronder de – opengelaten – werkplaats, een showroom/magazijn, een (illegale) woning en de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Niet in geschil is dat verzoekster ten behoeve van haar onderneming de werkplaats en de showroom/het magazijn gebruikt. Verzoekster heeft over de showroom/het magazijn verklaard dat in die ruimte marmeren platen staan opgeslagen om aan potentiële klanten te tonen. Door sluiting van die ruimte is het niet mogelijk om nieuwe projecten binnen te halen, aldus verzoekster. Die verklaring acht de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk. In reactie op de stelling van de burgemeester dat verzoekster uit de lopende projecten nog inkomsten kan genereren, heeft verzoekster ter zitting verklaard dat die projecten grotendeels al zijn (aan)betaald en dat de afbetalingen van die projecten de onderneming niet boven water kunnen houden. Ook die verklaring acht de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk. Bij de beoordeling van verzoeksters verklaringen heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat verzoekster met financiële stukken heeft onderbouwd dat in de maanden november en december 2024, waarin het bedrijfspand daadwerkelijk is gesloten, sprake is van een negatief verschil van € 160.000,- ten opzichte van die maanden in 2023. Daar waar in november 2023 werd afgesloten met een eindsaldo van € 14.675,85 was het eindsaldo in november 2024 van - € 49.650,52. En in december 2023 was het eindsaldo € 62.736,94, terwijl in december 2024 het eindsaldo - € 32.011,26 was. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat als gevolg van sluiting van de showroom/ het magazijn de onderneming van verzoekster in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval sprake van een spoedeisend belang.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
5. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van de gronden van verzoekster.
6. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat op 14 november 2024 feitelijk uitvoering is gegeven aan het bestreden besluit door het pand te sluiten met uitzondering van de werkplaats. De werkplaats en overigens ook het terrein achter het pand zijn bereikbaar en toegankelijk gebleven. Door de werkplaats niet te sluiten heeft de burgemeester in feite het bestreden besluit in zoverre herroepen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de burgemeester in het te nemen besluit op bezwaar dat punt zal gaan adresseren.
7. De voorzieningenrechter stelt vervolgens vast dat dat in het bedrijfspand een verborgen hennepkwekerij met onder meer 1300 hennepplanten is aangetroffen. Dat is een hoeveelheid hennepplanten die de gebruikershoeveelheid ver overschrijdt. Dit zijn aanwijzingen dat drugs in of vanuit het bedrijfspand werden verhandeld. Verzoekster betwist niet dat de burgemeester om die reden bevoegd was het bedrijfspand te sluiten. Het gaat in deze zaak alleen om de vraag of de burgemeester gebruik heeft mogen maken van die bevoegdheid en in dat verband of de sluiting van het bedrijfspand noodzakelijk en evenwichtig is. Die vraag zal de voorzieningenrechter beantwoorden aan de hand van de gronden van verzoekster en met inachtneming van het toetsingskader zoals dat volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 28 augustus 2019(de zogenoemde overzichtsuitspraak), 2 februari 2022en 6 juli 2022. Ook betrekt de voorzieningenrechter de uitspraak van 20 maart 2024.
-
De noodzaak tot sluiting
8. Verzoekster heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat er alternatieven voor deze sluiting zijn.