In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 13 februari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Son en Breugel behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van haar woning, vastgesteld op 8 februari 2023. De heffingsambtenaar had in zijn uitspraak op bezwaar van 6 februari 2024 de waarde verlaagd en het bezwaar gegrond verklaard, maar eiseres stelde dat zij niet was gehoord tijdens de procedure. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn uitspraak niet volledig is ingegaan op de bezwaren van eiseres en dat er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en verwijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar voor een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres en dient het griffierecht te worden vergoed. Het verzoek van eiseres om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt afgewezen, omdat de rechtbank tijdig uitspraak doet.