Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 mei 2021;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
- de rolmededeling van 16 juni 2022;
- de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia van 24 november 2022;
- de antwoordakte van [A] van 22 december 2022.
2.2. De feiten
heeft € 927,09 aan dividenden ontvangen.
Op 4 februari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 828,25 aan [A] uitgekeerd, zijnde tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [A] van al datgene dat [A] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
1. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [A] gesloten overeenkomst met [nummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [A] verschuldigd is,
2. [A] zal veroordelen in de proceskosten.
4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [A] .
en de onrechtmatige daad van Dexia.
- een kopie van de overeenkomst van 26 februari 2001 met contractnummer [nummer] , voorzien van het adviseursnummer: [nummer] -Spaar-Adviescentrum Noord-Nederland,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van Spaar- Adviescentrum Noord-Nederland, waarop vermeld staat: ‘Uw adviseur: [B] ’, waarbij [B] is doorgehaald en met de pen is bijgeschreven ‘ [D] ’,
‘(…) Dit contract kwam tot stand door bemiddeling van: Spaar- Adviescentrum Noord-Nederland (…)’.-een kopie van een brief van 6 maart 2001, voorzien van het logo van Defam gericht aan [A] , waarin te lezen is:
‘(…) Hierbij ontvangt u het voor u bestemde exemplaar van de via uw tussenpersoon bij ons afgesloten kredietovereenkomst (…).’
Spaar- Adviescentrum Noord-Nederland is onafhankelijk tussenpersoon en werkt uitsluitend met grote en bekende banken en financieringsmaatschappijen. Enkele van deze maatschappijen zijn: (…) Bank Labouchere. (…)
In elk geval staat voldoende vast - mede gelet op het overgelegde visitekaartje - dat sprake is geweest van een huisbezoek door de tussenpersoon. Voor zover Dexia stelt dat niet zeker is dat het visitekaartje daadwerkelijk aan [A] is overhandigd (en niet uit een ‘voorraad’ van Leaseproces komt) kan zij daarin niet worden gevolgd. Zowel het aanvraagformulier als de overeenkomst draagt ook de naam van deze adviseur van Spaar- Adviescentrum Noord-Nederland, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat zij persoonlijk contact heeft gehad met [A] en daarbij haar visitekaartje overhandigd heeft. Ook het door Dexia opgeworpen verweer dat het visitekaartje weerspreekt dat [A] gesproken zou hebben met ene ‘ [B] ’ omdat deze naam op het visitekaartje is doorgekrast en met de hand een andere naam is bijgeschreven, is door [A] genoegzaam en herleidbaar weersproken. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [A] . Aan de hand van een inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van [A] heeft de tussenpersoon geadviseerd het product aan te schaffen. De tussenpersoon heeft zich niet beperkt tot het geven van algemene informatie over de verschillende beleggingen of over effectenleaseproducten. Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [A] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
5.Beslissing
€ 660,00