Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 april 2020 in de zaken tussen
[naam eiseres] , eiseres,
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
“Restwaarde en afschrijvingspercentage
Gezien het objectieve karakter van de WOZ-waarde, is in de verschillende taxatiewijzers per type object een inschatting gegeven van de beoogde gebruiksperiode en een inschatting van de restwaarde. Deze kengetallen zijn gebaseerd op objectieve, landelijke cijfers en vormen daarmee de basis voor de objectieve taxatie”.
Verweerder heeft er echter ook op gewezen dat het hier gaat om een logeerhuis, gelegen in een goede woonwijk. De rechtbank is van oordeel dat dit leidt tot een hoge(re) restwaarde. Aannemelijk is dat de onroerende zaak tegen lage transformatiekosten is om te bouwen, bijvoorbeeld tot een woningcomplex. Dit is een andere situatie dan voorlag in de voormelde uitspraak van deze rechtbank van 4 juli 2019, waar het ging om de restwaarde van een begraafplaats en crematorium. Dat bij de nieuwe bestemming “woning” het bestemmingsplan moet worden veranderd, waar eiseres op heeft gewezen, is niet iets dat veel invloed heeft op de restwaarde.
Beslissing
- verklaart de beroepen in de zaken ROT 19/1794 en ROT 19/1795 ongegrond;
- verklaart het beroep in zaak ROT 19/1796 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar over het belastingjaar 2016 (het bestreden besluit II);
- wijzigt de WOZ-beschikking over het belastingjaar 2016 in die zin dat de waarde nader wordt vastgesteld op € 1.073.000,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 345,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in zaak ROT 19/1796 tot een bedrag van € 2.152,80.