ECLI:NL:RBROT:2022:10550
Rechtbank Rotterdam
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan trustkantoor wegens niet voldoen aan vereisten van de Wet toezicht trustkantoren
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep van [Eiseres 1] c.s. tegen een bestuurlijke boete die was opgelegd door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). De boete van € 47.500,- was opgelegd omdat [Eiseres 1], een trustkantoor, niet voldeed aan de vereiste dat ten minste twee natuurlijke personen het dagelijks beleid van het trustkantoor moesten bepalen, zoals voorgeschreven in artikel 11 van de Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018). DNB had het bezwaar van [Eiseres 1] c.s. tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, waarna beroep werd ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat DNB terecht een boete heeft opgelegd, maar heeft ook geoordeeld dat de boete niet opportuun was gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de boete uiteindelijk verlaagd naar € 24.880,- vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden met meer dan een half jaar, maar minder dan een jaar, en dat dit aanleiding gaf tot een verlaging van de boete. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat DNB de draagkracht van [Eiseres 1] correct had beoordeeld door rekening te houden met de financiële situatie van de aandeelhouder, [Eiseres 2].
De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de Wtt 2018 en de verantwoordelijkheden van trustkantoren in het kader van de integriteit en beheerste bedrijfsvoering. De rechtbank heeft de boete vastgesteld op € 24.880,- en DNB veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [Eiseres 1] c.s.