Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het verzoekschrift, ontvangen op 19 januari 2022, met bijlagen;
- het verweerschrift, met bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 2 juni 2022;
- de pleitnota van [verzoeker] van 2 juni 2022.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoeker, en een werkgever, aangeduid als verweerder. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op 9 augustus 2021 was ingegaan en op 10 februari 2022 zou eindigen. Op 17 november 2021 heeft de werkgever de werknemer op staande voet ontslagen, wat de werknemer betwistte. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was verleend, omdat de werkgever niet onverwijld een dringende reden had medegedeeld. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst op 17 november 2021 was geëindigd, maar dat de werknemer recht had op een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding van € 710,27, de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 5.985,78 en een billijke vergoeding van € 5.000,-. Daarnaast is de werkgever veroordeeld tot betaling van een verblijfskostenvergoeding van € 871,76 en tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie van de uit te betalen bedragen. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever.