In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de korting op het AOW-pensioen van eiseres. De SVB had het AOW-pensioen van eiseres gekort omdat zij in de periode van 15 april 2004 tot en met mei 2010 niet verzekerd was in de zin van de AOW. De SVB baseerde deze beslissing op de verklaring van eiseres dat haar hoofdverblijf in die periode niet in Nederland, maar in België was. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat zij haar hoofdverblijf in Nederland had, omdat zij ingeschreven stond op een adres in Barendrecht en daar bij haar dochter verbleef. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres echter niet overtuigend geacht. Ze concludeerde dat er geen duurzame band van persoonlijke aard tussen eiseres en Nederland bestond, en dat de SVB terecht de korting op het AOW-pensioen had toegepast. De rechtbank oordeelde dat de SVB op goede gronden had vastgesteld dat eiseres vanaf 15 april 2004 niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt, en dat de korting van 12% op het AOW-pensioen gerechtvaardigd was. De uitspraak bevestigde dat het bestreden besluit van de SVB in stand blijft, en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.