In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [plaatsnaam], een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 1 juni 2023. Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar, nadat de Belastingdienst op 12 april 2024 een ingebrekestelling ontving. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank constateert dat de termijn voor het beslissen op het bezwaar is overschreden en dat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard. Eiseres heeft verzocht om vaststelling van de verbeurde dwangsom, aangezien de Belastingdienst geen dwangsombeschikking heeft afgegeven. De rechtbank heeft de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-.
De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken. Tevens is bepaald dat de Belastingdienst een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 51,- en de proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2024.