In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [plaatsnaam], een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, gedateerd 10 oktober 2023. Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar, nadat de Belastingdienst op 15 april 2024 een ingebrekestelling ontving. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank constateert dat de termijn voor het beslissen op het bezwaar is overschreden. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld, maar er is geen besluit op het bezwaar genomen. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard. Eiseres heeft verzocht om vaststelling van de verbeurde dwangsom, aangezien verweerder geen dwangsombeschikking heeft afgegeven. De rechtbank heeft de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken. Bij overschrijding van deze termijn verbeurt verweerder een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres wordt veroordeeld tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2024.