In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaatsnaam], een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft op 31 januari 2024 een ingebrekestelling ontvangen, waarna eiseres beroep heeft ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de beslistermijn voor het verzoek tot herbeoordeling is overschreden, aangezien de Belastingdienst uiterlijk op 6 oktober 2022 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft de Belastingdienst in gebreke gesteld, maar er is niet gebleken dat er alsnog een besluit is genomen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de Belastingdienst een dwangsom verbeurt als hij de gestelde termijnen overschrijdt. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen zeven weken na de uitspraak een schriftelijke vooraankondiging moet bekendmaken en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze een besluit over compensatie moet nemen. Tevens moet de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan op 27 juni 2024, onder leiding van rechter G.C.W. van der Feltz, en in aanwezigheid van griffier N.W. Nooter. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.