ECLI:NL:RBROT:2025:12754

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 23/2217 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet van de Dienst Toeslagen tegen de uitspraak van de rechtbank inzake beslistermijn en dwangsom

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure van de Dienst Toeslagen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 2 augustus 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van [persoon A] gegrond verklaard, waarbij de rechtbank de Dienst Toeslagen opdroeg binnen twee weken een besluit te nemen en een dwangsom van € 50 per dag oplegde voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000. De Dienst Toeslagen kwam in verzet, stellende dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er geen stukken waren ingediend, terwijl dit wel het geval was. De rechtbank oordeelde echter dat, ook al was er een verweerschrift ingediend, dit niet leidde tot een andere uitspraak. De rechtbank benadrukte dat zij zonder zitting mocht oordelen, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank handhaafde haar eerdere beslissing over de termijn en de dwangsom, en verklaarde het verzet ongegrond. De rechtbank verontschuldigde zich voor de vertraging in de uitspraak, maar concludeerde dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Tevens werd het verzoek van [persoon A] om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een kostenveroordeling in verzet. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2217 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2025 op het verzet van

Dienst Toeslagen

(gemachtigde: [naam gemachtigde] )
tegen de uitspraak van de rechtbank van 2 augustus 2023 (de uitspraak) in het geding tussen

[persoon A] ( [persoon A] ), uit [plaats]

(gemachtigde: mr. C.H. Bijvank)
en

Dienst Toeslagen

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van de Dienst Toeslagen gaat over de uitspraak waarin de rechtbank het beroep van [persoon A] gegrond heeft verklaard.
2. De Dienst Toeslagen heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [1] is dat het beroep kennelijk gegrond is geacht, de Dienst is opgedragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen en verweerder een dwangsom is opgelegd van € 50 voor elke dag dat verweerder de gegeven beslistermijn overschrijdt met een maximum van € 15.000.
4. De Dienst Toeslagen heeft in verzet aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de Dienst Toeslagen geen stukken en een verweerschrift heeft ingediend, want dit is gebeurd op 26 april 2023. Verder heeft de Dienst Toeslagen aangevoerd dat de rechtbank na kennisneming van het verweerschrift – waarin de Dienst Toeslagen heeft gewezen op een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2023 [2] die de Dienst een langere beslistermijn heeft vergund – mogelijk tot een andere uitspraak was gekomen en de Dienst Toeslagen een langere nadere beslistermijn zou hebben vergund.
5. De rechtbank biedt haar verontschuldiging voor het late tijdstip dat zij uitspraak in het verzet doet.
6. In navolging van haar uitspraken van 30 juni 2025 en 4 juli 2025 oordeelt de rechtbank in verzet als volgt. [3]
7. Voorop staat dat de rechtbank uitspraak zonder zitting mag doen als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. Dat was hier het geval. Het verzet ziet uitsluitend op de door de rechtbank geboden nadere beslistermijn als bedoeld in artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hoewel de Dienst Toeslagen moet worden nagegeven dat het wel een verweerschrift heeft ingediend, maakt dit niet dat de rechtbank indien zij daarvan kennis zou hebben genomen tot een andere uitspraak zou zijn gekomen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
8. Het vaststellen van de hoogte van een dwangsom en een nadere beslistermijn zijn een discretionaire bevoegdheid van de rechter. In haar uitspraak van 26 april 2023 [4] heeft een meervoudige kamer van de rechtbank – in afwijking van de door de Dienst Toeslagen genoemde uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2023 – haar oude lijn gehandhaafd dat de Dienst Toeslagen binnen een termijn van twaalf weken na de datum van het verweerschrift alsnog een beslissing bekend dient te maken en dat in de situatie dat na het indienen van het verweerschrift tot aan de datum van de uitspraak van de rechtbank meer dan twaalf weken zijn verstreken, de rechtbank als lijn aanhoudt dat zij ondanks de bijzondere omstandigheden, geen aanleiding ziet om op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb af te wijken van de standaardtermijn van twee weken. Indien de rechtbank kennis zou hebben genomen van het verweerschrift van 26 april 2023, dan zou zij de Dienst Toeslagen na de uitspraak geen langere termijn hebben vergund dan zij heeft gedaan.
9. De verzetrechter voegt hier aan toe dat de rechtbank geen acht heeft kunnen slaan op ontwikkelingen na haar uitspraak, zoals de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023 [5] en van 26 maart 2025, [6] terwijl daar niet uit volgt dat de rechtbank destijds niet zonder zitting tot haar uitspraak heeft kunnen komen.
10. Gelet op het voorgaande zal het verzet ongegrond worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

11. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
12. [persoon A] heeft in haar verweer in verzet verzocht om een proceskostenveroordeling van de Dienst Toeslagen voor de kosten die zij heeft gemaakt in verzet. Gelet op het besluit proceskosten bestuursrecht bestaat daarvoor geen aanleiding, want in de bijlage bij dit besluit is geen puntentoedeling opgenomen voor het schriftelijk voeren van verweer in verzet.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.