In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het UWV behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een herbeoordeling van de aan een ex-werkneemster verleende uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De rechtbank oordeelt dat het UWV de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. Eiseres had het UWV in gebreke gesteld, maar er was geen besluit genomen binnen de gestelde termijn. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank wijst erop dat het UWV op 1 augustus 2025 een dwangsombeslissing heeft genomen, waarbij een dwangsom van € 1.442,- aan eiseres is toegekend. De rechtbank hoeft de hoogte van deze dwangsom niet vast te stellen, maar benadrukt dat er een structureel tekort aan verzekeringsartsen bij het UWV is, wat leidt tot een verlenging van de beslistermijn. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen 40 weken na 26 augustus 2025 alsnog een beslissing moet nemen op de aanvraag van eiseres. Bij overschrijding van deze termijn verbeurt het UWV een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 385,- vergoeden en wordt het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50. De rechtbank concludeert dat de zaak van licht gewicht is, aangezien het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn.