Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 december 2025 in de zaak tussen
[Eiser], wonend in [plaatsnaam], eiser ([eiser]),
Stichting Autoriteit Financiële Markten, verweerster (AFM),
Procesverloop
Overwegingen
Market Surveillancesysteem van de AFM diverse signalen over opvallende handel in het aandeel B&S Group S.A. (B&S) op Euronext Amsterdam. Nader onderzoek wees uit dat de signalen afkomstig waren van activiteit op een effectenrekening gehouden bij [naam A] op naam van [eiser] en/of [naam 3] ([naam 3] was tot [datum] getrouwd met [eiser]). Via die rekening werden met regelmaat en in een kort tijdsbestek relatief veel aandelen B&S gekocht of verkocht en dan ook weer terug verkocht of gekocht. Het handelsgedrag was opvallend door de impact die het had op de koers van het aandeel B&S, terwijl het resulteerde in een (oplopend) verlies voor rekening van [eiser] en/of [naam 3]. Gezien het structurele karakter van deze opvallende en verliesgevende handelswijze leek het doel van het handelen in aandelen B&S niet gelegen in het behalen van een financieel voordeel, maar in het bewerkstelligen van een stijging dan wel een daling van de koers van het aandeel B&S.
contracts for differences(CFD’s, in het Nederlands: financiële contracten voor verrekening van verschillen) met als onderliggende waarde het aandeel B&S. Deze CFD’s B&S, waarmee niet in het aandeel B&S zelf wordt gehandeld, maar louter wordt gespeculeerd op een prijsstijging of een prijsdaling van dit aandeel, werden door [eiser] gesloten met beleggingsonderneming [naam B], gevestigd op Cyprus.
Stb.2016, 297) en het Besluit uitvoering verordening marktmisbruik (
Stb.2017, 300) geïmplementeerd in respectievelijk de Wft en het BuEU.
Stb.2016, 247) volgt dat bij de beboeting voor een overtreding van dit artikel het maximumbedrag van toepassing is dat op grond van artikel 1:81, tweede lid, van de Wft voor de derde categorie geldt, te weten € 5.000.000,-. Zoals volgt uit wat hiervoor in 6.4 is overwogen, kan dit maximumbedrag op grond van artikel 1:81, derde lid, van de Wft uitsluitend worden verhoogd als in Europese wetgeving dwingend wordt voorgeschreven dat het boetemaximum voor deze overtreding hoger is dan dit maximumbedrag.
Stb.2017, 300, p. 19-21 en 43-44) kan worden opgemaakt dat de besluitgever zich ervan bewust was dat op grond van artikel 1:81, derde lid, van de Wft alleen een verhoogd maximumbedrag kan worden vastgesteld indien dat noodzakelijk is om te voldoen aan in Europese wetgeving gestelde eisen voor maximumboetes, houdt de rechtbank het ervoor dat de besluitgever dit ook heeft beoogd en dat het ontbreken van duidelijkheid daarover in artikel 5 en/of bijlage 2 van het BuEU berust op een omissie.
Stcrt.2021, nr. 29600), heeft het boetemaximum en daarmee het basisbedrag waarvan de AFM bij de vaststelling van de boetehoogte is uitgegaan immers geen invloed gehad op de hoogte van de uiteindelijk aan [eiser] opgelegde boete. Het in overweging 6 weergegeven betoog van [eiser] leidt dus niet tot het daarmee beoogde doel.