ECLI:NL:RBROT:2025:14844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
10/165849-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in heroïne en vrijspraak van andere aanklachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte Mega Ragga, die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 4 juli 2023 betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige handel in heroïne. Tijdens het onderzoek, dat bekendstaat als het onderzoek Ragga, zijn verschillende verdachten aangehouden en zijn er aanzienlijke hoeveelheden heroïne en cocaïne in beslag genomen. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de aanklachten van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het witwassen van geld, omdat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor zijn rol in de voorbereidingshandelingen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/165849-23
Datum uitspraak: 17 december 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1973,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 7 en 12 november 2025 en
17 december 2025.

2.Onderzoek Ragga

Dit vonnis gaat over het opsporingsonderzoek met de naam Ragga. Dat is een wijdvertakt onderzoek naar grootschalige handel in heroïne in de regio Rotterdam in de periode van 5 maart 2021 tot met 4 juli 2023. Het onderzoek begon op basis van informatie van het Team Criminele Inlichtingen en op basis van informatie uit een opsporingsonderzoek naar het bedrijf SkyECC. Dit bedrijf bood versleutelde communicatiediensten aan waarvan werd vermoed dat deze op grote schaal door misdaadondernemers werden gebruikt. Uiteindelijk werden [naam] en [medeverdachte 1] geïdentificeerd als contacten van een gebruiker van een SkyECC-account die vermoedelijk in verdovende middelen handelde. Via [naam] en [medeverdachte 1] kwam successievelijk een groep mannen in beeld, waarvan er in deze strafzaak elf terecht hebben gestaan. Op de actiedag van 4 juli 2023 werden zeven verdachten aangehouden. Vier andere verdachten kwamen ook op de actiedag in beeld maar werden pas op 7 respectievelijk 14 november 2023 aangehouden. [naam] werd niet aangehouden. Hij heeft ook niet terecht gestaan.
Het dossier is samengesteld uit verschillende deelonderzoeken waarin de politie soms bij toeval over een partij heroïne struikelde die (later) aan de organisatie kon worden toegeschreven, zoals een partij die werd aangetroffen aan de [locatie] op 9 mei 2022. Uiteindelijk rees het vermoeden dat in het pand [adres 1] een versnijdingslocatie was ingericht, terwijl er vermoedelijk opslaglocaties voor heroïne waren aan de [adres 2] en aan de [adres 3].
Op de actiedag werden meer verdachten aangetroffen in of in de nabijheid van het [adres 1]: de verdachte, de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. De politie vermoedde dat de [medeverdachte 6] was ontkomen. Bij het daaropvolgende onderzoek naar de verblijfplaats van deze medeverdachte kwam de [medeverdachte 7] in beeld. Terwijl de [medeverdachte 7] werd geobserveerd kwam weer een andere opslaglocatie voor heroïne in beeld en wel aan de [adres 4]. Rondom de [adres 4] werden behalve de [medeverdachte 7] de medeverdachten [medeverdachte 8], [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] gezien. De [medeverdachte 8] werd op 4 juli 2023 aangehouden in zijn auto met in de kofferbak ruim 107 kilo heroïne.
Tenslotte werd de eerder genoemde [medeverdachte 1] in zijn woning aangehouden en werd geld gevonden aan de [adres 5] (de woning van de ouders van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5]) en aan de [adres 6] (de woning van [medeverdachte 3]), beide in Rotterdam.
Het einddossier van het onderzoek Ragga is samengesteld uit een algemeen dossier en zaaksdossiers. De zaaksdossiers zijn (voor zover hier van belang) het
11b-dossier, over de criminele organisatie; de zaak
Pukkuminaover de versnijdingskamer aan het [adres 1] waar op 4 juli 2023 bijna 150 kilo heroïne werd gevonden en over de opslaglocatie aan de [adres 2] waar naar schatting 5.500 zakjes werden gevonden met heroïne residu; de zaak
Salsaover ruim 107 kilo heroïne die op 4 juli 2023 in de auto van de [medeverdachte 8] werd gevonden; de zaak
Cocoover drie transporten van 60, 22 en 96 kilo heroïne in de periode november 2020 tot en met maart 2021; de zaak
Calusover een transport van ruim 1.400 kilo heroïne uit Iran in de periode januari tot en met mei 2021; de zaak
Jiveover 241 kilo heroïne en een vuurwapen die tezamen op 9 mei 2022 aan de [locatie] werden aangetroffen; de zaak
[adres 3]over bijna 4,5 kilo heroïne die op 4 april 2023 aan de [adres 3] werd gevonden; en de zaken
Quickstepen
Breakdanceover twee pistolen die werden gevonden in de versnijdingskamer aan het [adres 1] respectievelijk in de woning van de medeverdachte [medeverdachte 10] aan de [adres 4].

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort samengevat komt de beschuldiging er
onder 1 en 2op neer dat de verdachte op of omstreeks 4 juli 2023 te Rotterdam aan het [adres 1] met anderen voorbereidingshandelingen om heroïne en cocaïne te bewerken heeft gepleegd en een grote hoeveelheid heroïne en cocaïne aanwezig heeft gehad (zaak Pukkumina);
onder 3dat hij met anderen op 4 juli 2023 in Rotterdam een vuurwapen voorhanden heeft gehad (zaak Quickstep); en
onder 4dat hij op 4 juli 2023 te Rotterdam € 4.800 die hij zelf uit misdaad had verworven heeft witgewassen.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gesteld dat op basis van wettig en overtuigend bewijs bewezen kan worden dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
5.2.
Bewijskader
De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag op basis van welke vastgestelde feiten het ten laste gelegde kan worden bewezen. Ter vaststelling van het bewijskader merkt de rechtbank voorafgaand het volgende op (vergelijk: rechtbank Rotterdam, 29 oktober 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:13090 en 13 juni 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:5434).
Bepaalde gedragingen hebben naar hun uiterlijke verschijningsvorm een bepaalde betekenis in het maatschappelijk verkeer. In het strafrecht is het niet ongebruikelijk aan die uiterlijke verschijningsvorm betekenis toe te kennen, bijvoorbeeld bij de vaststelling of sprake is van een begin van uitvoering als bedoeld in artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht (recent HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:479) of bij het bewijs van opzet (recent HR 14 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:661).
Maar ook meer in het algemeen speelt de uiterlijke verschijningsvorm bij het bewijs al langer een rol:
“De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken” (HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733).
Kortom, als bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm in het maatschappelijk verkeer een bepaalde betekenis hebben, dan kunnen die gedragingen in het voorkomende geval bewijs opleveren. Dat laat onverlet dat contra-indicaties de redengevendheid van bewijsmiddelen kunnen ontzenuwen. Als die contra-indicaties zich niet uit het dossier en het onderzoek ter zitting opdringen, kan het op de weg van de verdediging liggen die aan te dragen, waarbij het gehouden kan zijn dat de verdachte die verweren feitelijk onderbouwt als die onderbouwing niet uit de processtukken kan volgen. Uiteindelijk kan de rechtbank bij de bewijsoverweging ook rekening houden met het ontbreken van een redelijke verklaring die de eerder genoemde redengevendheid van feiten en omstandigheden ontzenuwt.
Bewijs
Voor bewijs van het (medeplegen van het) aanwezig hebben van heroïne en cocaïne zoals onder 2 aan de verdachte is ten laste gelegd, is vereist dat de verdachte wist dat er heroïne en cocaïne in de versnijdingskamer aan het [adres 1] lag en dat hij daarover feitelijke macht kon uitoefenen (HR 30 september 2025, ECLI:NL:HR:1374). Onder feitelijke macht uitoefenen kan in dit concrete geval worden verstaan de mogelijkheid om de heroïne en cocaïne in handen te nemen. Die mogelijkheid heeft in de kern alleen bestaan als de verdachte gedurende enige tijd in de versnijdingskamer aanwezig is geweest. Weliswaar zou de verdachte de heroïne en cocaïne ook als medepleger voorhanden kunnen hebben gehad door een bijdrage van voldoende gewicht te leveren buiten de versnijdingskamer, maar daarvoor ziet de rechtbank geen enkel bewijs en daarop lijkt de tenlastelegging ook niet het oog te hebben. De officier van justitie heeft dat in elk geval niet aangevoerd.
Nu is ten laste gelegd dat het feit is gepleegd op of omstreeks 4 juli 2023. Dat betekent dat dient te worden bewezen dat de verdachte of op 3 juli 2023, of op 4 juli 2023, of op 5 juli 2023 in de versnijdingskamer aanwezig is geweest. Aangezien de verdachte op 4 juli 2023 is aangehouden, komen alleen 3 of 4 juli 2023 in aanmerking als de dagen waarop het feit zou kunnen zijn gepleegd.
Op 4 juli 2023 heeft de politie om 05:58 uur een inval gedaan in het pand aan het [adres 1]. Dit pand is onderverdeeld in een groot aantal kamers die kennelijk aparte wooneenheden zijn en dit pand heeft een tweede ingang/uitgang aan de Aelbrechtskade. De inval van de politie was gericht op kamer 11, maar in die kamer werd niets aangetroffen. Een politieambtenaar nam wel waar dat er vier mannen uit kamer 15 kwamen. Toen hij naar hen toeliep, rende één van die mannen de trap af en de Aelbrechtskade op. De drie andere mannen gingen terug de kamer in. Toen de politieambtenaar de deur van deze kamer opende, trof hij de gezochte versnijdingskamer aan. In de kamer waren geen mensen.
De man die de Aelbrechtskade op rende, werd achtervolgd en aangehouden door een andere politieambtenaar die in het pand aan het [adres 1] was. Het bleek de medeverdachte [medeverdachte 2] te zijn.
Een derde politieambtenaar, die op het [adres 1] stond, nam omstreeks 06:00 uur waar dat vijf mannen uit het raam van kamer 15 kwamen en in de dakgoot klommen. Twee mannen gingen over de nok verder. Dit bleken de medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] te zijn geweest. Zij werden verderop aangehouden. Drie mannen klommen via een balkon door een openstaande deur het pand [adres 7] in. In de badkamer op de tweede etage van het pand [adres 7] is de medeverdachte [medeverdachte 3] aangehouden. De twee andere mannen zijn niet aangetroffen.
Een vierde politieambtenaar stond om 06:00 uur voor de deur van de uitgang aan de Aelbrechtskade en zag tussen 06:00 en 06:15 uur dat iemand door die deur naar buiten kwam. Die man zag eruit alsof hij snel iets had aangetrokken. Hij was op slippers en de knopen van zijn broek stonden open. Dit bleek de verdachte te zijn, die om 06:15 uur is aangehouden.
Eén van de twee mannen die over de nok van het dak wegvluchtten, was als gezegd de medeverdachte [medeverdachte 4]. Deze heeft op 5 juli 2023 een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij op 4 juli 2023 vanaf ongeveer middernacht, dat wil zeggen de hele nacht tot de inval, in de versnijdingskamer aanwezig is geweest. Bij zijn verhoor is hem een aantal foto’s getoond. Hij heeft de medeverdachten [medeverdachte 5], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aangewezen als personen die in de kamer waren. Over de verdachte heeft hij gezegd: “
Nee, die herken ik niet, ik denk niet dat hij in die kamer was”.
In de versnijdingskamer is een pistool aangetroffen. Op de ruwe delen van het wapen en op de trekker is een mengprofiel met DNA aangetroffen dat deels overeenkomt met het profiel van de verdachte. Er is, voor zover bekend, geen verder onderzoek gedaan naar de andere donoren aan het mengprofiel.
Op 4 juli 2023 is in een Volkswagen Passat afkomstig van de [adres 4] eveneens een grote hoeveelheid heroïne aangetroffen, die zeer waarschijnlijk is versneden in de versnijdingskamer aan het [adres 1] en die in elk geval heeft toebehoord aan de onderhavige groep. Op de blokken zijn profielen aangetroffen met DNA dat overeenkomt met de profielen van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 5], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 10]. Op twee blokken is een profiel aangetroffen met DNA dat overeenkomt met het profiel van de verdachte, waarbij in een geval sprake was van een mengprofiel en waarbij ook een profiel is aangetroffen dat overeenkomt met het profiel van de medeverdachte [medeverdachte 2].
Tenslotte zijn op de kleding en op de slippers die de verdachte droeg indicatieve testen naar verdovende middelen en versnijdingsmiddelen gedaan. Op de broek van de verdachte zat volgens deze test een mengsel van paracetamol en cafeïne; op het shirt van de verdachte zat paracetamol en op de slippers cocaïne. In de versnijdingskamer is bijna 150 kilo heroïne aangetroffen, ruim 26 kilo paracetamol en 100 gram cocaïne. Er is geen cafeïne aangetroffen.
5.3.
Vrijspraak van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne/cocaïne (feit 2)
Om te bewijzen dat de verdachte op 4 juli 2023 gedurende enige tijd in de versnijdingskamer is geweest, zou hij één van de twee mannen moeten zijn geweest die om 06:00 uur via de dakgoot naar [adres 7] vluchtten en die niet meer zijn gevonden. De verdachte zou dan via [adres 7] op de één of andere manier weer terug moeten zijn gegaan naar het [adres 1] om dan ergens tussen 06:00 en 06:15 uur uit de voordeur aan de Aelbrechtskade te stappen. De rechtbank sluit zeker niet uit dat er inpandig of via een binnenplaats een verbinding heeft bestaan tussen [adres 1] en [adres 7]; de panden liggen naast elkaar en de politie kan kennelijk [adres 7] in om de medeverdachte [medeverdachte 3] aan te houden. Het tijdpad staat er op het eerste oog niet aan in de weg dat de verdachte binnendoor naar de [adres 1] is gegaan. Het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geven echter geen uitsluitsel of het mogelijk is om binnendoor van [adres 8] naar [adres 1] te gaan. Daar komt bij dat de medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij de verdachte niet herkende als één van de mannen uit de versnijdingskamer. De rechtbank zou niet weten waarom hij wel [medeverdachte 5], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zou aanwijzen en niet de verdachte. En gelet op de staat waarin de politieambtenaar de verdachte op de Aelbrechtskade heeft aangetroffen, is het toch niet uit te sluiten dat hij, zoals hij al bij zijn politieverhoor heeft verklaard, op 4 juli 2023 inderdaad in een andere kamer dan in kamer 15 aan het [adres 1] heeft verbleven. De politie heeft onderzoek gedaan naar die kamer en dat onderzoek heeft de verklaring van de verdachte ontkracht, maar, zoals de verdediging ook al eerder heeft aangevoerd, is dat mogelijk naar een andere kamer geweest dan de kamer waar de verdachte mogelijk heeft verbleven.
Er is evenmin bewijs dat de verdachte op 3 juli 2023 in de versnijdingskamer aanwezig is geweest. Wel wordt waargenomen dat hij op 3 juli 2023 tezamen met [medeverdachte 3] rond 16:30 uur over het [adres 1] loopt en de ingang aan de Aelbrechtskade ingaat, maar dat is onvoldoende om te bewijzen dat hij die dag in de versnijdingskamer is geweest. Zijn aanwezigheid in die kamer kan evenmin worden afgeleid uit de aanwezigheid van het pistool met een DNA-profiel dat overeenkomt met zijn DNA-profiel. Niet duidelijk is wie dat pistool daar heeft gelegd en of dat op 3 juli 2023 is geweest. Dat geldt ook voor het DNA-profiel op de blokken heroïne in de auto van de [medeverdachte 8]. Hoewel er alle aanleiding is om te veronderstellen dat deze blokken uit de versnijdingskamer komen, is onduidelijk of en waar of wanneer de verdachte één of meer van deze blokken voorhanden heeft gehad.
Bovenstaande leidt tot de conclusie dat de aanvankelijke schijn van betrokkenheid van de verdachte bij de versnijdingskamer geen stand houdt bij nadere beschouwing van het dominante scenario en in het licht van het alternatieve scenario van de verdediging. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het aanwezig hebben van (een grote hoeveelheid) heroïne en cocaïne op of omstreeks 4 juli 2023 als bedoeld in feit 2 van de tenlastelegging.
5.4.
Vrijspraak van het voorhanden hebben van een vuurwapen, patroonhouders en munitie (feit 3)
De aanwezigheid van een DNA-profiel dat overeenkomt met het profiel van de verdachte op het pistool, tezamen met zijn aanwezigheid in het pand aan het [adres 1] bewijst naar het oordeel van de rechtbank dat hij het wapen op enig moment voorhanden heeft gehad. Maar dat bewijst niet dat dat omstreeks 4 juli 2023 is geweest. In elk geval wordt gezien dat de verdachte (ook) op 30 juni 2023 via de ingang aan de Aelbrechtskade het pand heeft betreden. Dat betekent dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de verdachte het pistool alleen op enig moment vóór 3 en 4 juli 2023 voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het voorhanden hebben van een vuurwapen, patroonhouders en munitie op of omstreeks 4 juli 2023 te Rotterdam.
5.5.
Vrijspraak witwassen (feit 4)
De verdachte wordt beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 4.800 dat hij zelf door misdrijf zou hebben verworven.
Er zijn geen feiten en omstandigheden gebleken dat sprake is van een concreet gronddelict dat de criminele bron vormt voor dit geldbedrag. De vraag is dan of er sprake is van witwassen zonder bewijsbaar concreet gronddelict. Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf” als bedoeld in artikel 420bis Sr kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Als de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Als de verdachte zo’n verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is (Vgl. HR 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:984 en HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352).
De verdachte is, als gezegd, aangetroffen in een pand waarin een versnijdingskamer aanwezig was. Hij had een grote hoeveelheid contant geld in coupures die deels niet meer door banken worden uitgegeven en die nagenoeg alleen (nog) in het criminele circuit worden gebruikt. Op grond van deze omstandigheden is er een gerechtvaardigd vermoeden van een criminele herkomst van dit geld. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. En dat heeft hij gedaan. Hij heeft gesteld dat het geld deels van hemzelf en van zijn echtgenote was en deels dat het geleend was van familie. De verdachte heeft zijn stelling onderbouwd met getuigenverklaringen van zijn echtgenote en nichtje. De verklaring van de verdachte is daarmee concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens geen nader onderzoek naar de herkomst van het geld gedaan. Er kan daarom niet worden geconcludeerd dat een legale herkomst van het geld met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten en het dus niet anders kan zijn dan dat het geld een criminele herkomst heeft.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het witwassen.
5.6.
Bewijswaardering voorbereidingshandelingen [adres 1] (feit 1)
Vaststaat dat de verdachte op 3 juli 2023 [medeverdachte 3] heeft ontmoet. Als gezegd is hij met hem via de ingang aan de Aelbrechtskade het pand aan het [adres 1] ingegaan.
[medeverdachte 3] wordt bij vonnis van heden veroordeeld voor het versnijden en het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid heroïne in de versnijdingskamer aan het [adres 1]. Gelet op het DNA-profiel dat overeenkomt met het profiel van de verdachte op het pistool dat in de versnijdingskamer is gevonden en op twee blokken heroïne in de Volkswagen Passat; en op het aantreffen van de versnijdingsmiddelen op zijn kleren en op de cocaïne op de slippers die hij droeg, kan het naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders zijn of hij heeft [medeverdachte 3] ook ontmoet ter voorbereiding van enige bijdrage aan de handel in verdovende middelen. Daaraan staat het enkele feit dat er geen cafeïne als versnijdingsmiddel in de versnijdingskamer is aangetroffen niet in de weg.
De verdachte heeft een alternatieve lezing gegeven voor zijn aanwezigheid in Rotterdam. Hij was woonachtig in België en wilde naar Nederland verhuizen en daarom was hij op zoek naar woonruimte. Maar dit sluit niet uit dat hij daarnaast betrokken was bij de voorbereiding van, kort gezegd, het bewerken en vervoeren van voornamelijk heroïne.
De verdachte heeft verder wisselende verklaringen afgelegd die op onderdelen niet overeenkomen met verklaringen van anderen. Zo verklaarde hij tegen de politieambtenaar die hem op 4 juli 2023 aansprak voor de deur aan de Aelbrechtskade (zie hierboven onder 5.2
Bewijs) desgevraagd dat hij naar zijn auto ging. Later heeft hij verklaard dat hij tegen deze politieambtenaar heeft gezegd dat hij brood ging halen, maar dat komt niet overeen met het proces-verbaal van de desbetreffende politieambtenaar. Bij de rechter-commissaris verklaarde de verdachte dat hij naar buiten ging om brood te kopen en repte hij weer niet over zijn auto. Daar komt bij dat zijn echtgenote als getuige bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij met een vriendin was meegereden naar Rotterdam. Verder heeft hij bij zijn verhoor bij de politie op 5 oktober 2023 desgevraagd verklaard dat hij op 4 juli 2023 voor de eerste keer bij het pand aan het [adres 1] was. Maar de verdachte was daar ook op 30 juni en op 3 juli 2023. Op 3 juli 2023 was hij in gezelschap van [medeverdachte 3].
De rechtbank acht dan ook het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen wat betreft de heroïne.
5.7.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
op ofomstreeks 4 juli 2023, te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen
en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan een grote hoeveelheid heroïne
en/of een grote hoeveelheid cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne,zijnde heroïne
en/of cocaïne,
(een
)middel
(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet,voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen
en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebbenheeftde verdachte
en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- met één
of meermededader
s(s)eenontmoeting
engehad
en/of (telefonisch) contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of opslaan en/of versnijden en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde heroïne en/of cocaïne en/of
- een grote hoeveelheid heroïne en/of cocaïne voorhanden gehad en/of
- een grote hoeveelheid versnijdingsmiddel voorhanden gehad en/of
- een of meer gegevensdragers, waaronder een of meer telefoons van het merk Google Pixel, voorhanden gehad en/of
- een of meer persen voorhanden gehad en/of
- een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of
- een of meer draagtassen en/ of kratten en/ of koffers voorhanden gehad en/of
- een of meerdere stempels en rollen tape en/of teilen voorhanden gehad en/of
- verpakkingsmaterialen voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich/een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft strafbare voorbereidingshandelingen gepleegd met betrekking tot de bereiding, bewerking dan wel verwerking van heroïne.
Dit feit houdt verband met de grootschalige handel in heroïne door een aantal medeverdachten. De handel in harddrugs gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning. Daarnaast zijn verdovende middelen schadelijk voor de gezondheid en verslavend. Gebruikers plegen vaak strafbare feiten om aan verdovende middelen te komen. De verdachte heeft door zijn handelen aan dit alles bijgedragen.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte elders is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat er een aanzienlijke tijd is verstreken sinds het plegen van de strafbare feiten en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de verdachte na schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
De ernst van het feit en de betrokkenheid van de verdachte hierbij, die ten opzichte van de overige verdachten veel beperkter lijkt te zijn, rechtvaardigt een gevangenisstraf van zes maanden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist. De reden hiervoor is dat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van een groot deel van de ten laste gelegde feiten.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 4.800 verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft verzocht tot teruggave van het in beslag genomen geldbedrag.
9.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu hij is vrijgesproken van het witwassen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 10a van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
 het geldbedrag van € 4.800,- (Omschrijving: [proces-verbaalnummer]);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid heroïne en/of een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- met één of meer mededaders(s) ontmoetingen gehad en/of (telefonisch) contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of opslaan en/of versnijden en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde heroïne en/of cocaïne en/of
- een grote hoeveelheid heroïne en/of cocaïne voorhanden gehad en/of
- een grote hoeveelheid versnijdingsmiddel voorhanden gehad en/of
- een of meer gegevensdragers, waaronder een of meer telefoons van het merk Google Pixel, voorhanden gehad en/of
- een of meer persen voorhanden gehad en/of
- een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of
- een of meer draagtassen en/ of kratten en/ of koffers voorhanden gehad en/of
- een of meerdere stempels en rollen tape en/of teilen voorhanden gehad en/of
- verpakkingsmaterialen voorhanden gehad;
2.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid heroïne en/of een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet;
3.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: een Glock 19 Gen 5 van het kaliber 9 MM en/of
  • een of meer patroonhouders, bestemd en passend in voornoemd wapen, zijnde een wapen van categorie III, onder 1 Wet wapens en munitie en/ of
  • munitie van categorie III, van de Wet Wapens en Munitie, te weten één of meer kogelpatronen van het kaliber 9MM,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
een of meerdere grote geldbedragen (totaalbedrag € 4.800), althans een of meer voorwerpen heeft verworven en/ of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.