ECLI:NL:RBROT:2025:4781

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/3861
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan werkgever wegens overtredingen van de Arbeidstijdenwet met betrekking tot kinderarbeid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen een opgelegde boete van €132.750,- door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beoordeeld. De boete is opgelegd vanwege 59 overtredingen van de Arbeidstijdenwet (ATW), waarbij kinderen jonger dan 16 jaar onrechtmatig als bezorgers zijn ingezet. De minister had eerder op 29 augustus 2023 een boete opgelegd, die na bezwaar door eiser in stand is gebleven. Eiser heeft tijdens de zitting op 24 oktober 2024 zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de boete niet op de boeterapporten gebaseerd mocht worden, omdat deze onjuistheden bevatten. De rechtbank oordeelt dat de minister zich in redelijkheid op de bevindingen van de boeterapporten heeft kunnen baseren, ondanks de correcties die in de rapporten zijn aangebracht. De rechtbank concludeert dat de minister terecht de boete heeft opgelegd, omdat eiser niet heeft voldaan aan de verplichtingen van de ATW. Eiser heeft weliswaar maatregelen genomen na de overtredingen, maar deze zijn niet als adequaat beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3861

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [naam bedrijf], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigden: mr. R.J. Mourits en mr. S.F. Knoop),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister

(gemachtigde: mr. R. Verheijen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een aan hem opgelegde boete vanwege overtredingen van de Arbeidstijdenwet (ATW).
1.1.
Met het primaire besluit van 29 augustus 2023 heeft de minister een boete opgelegd van € 132.750,- vanwege 59 overtredingen. Met het bestreden besluit van 7 maart 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij dat besluit gebleven. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend op 15 oktober 2024.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [naam] (compagnon van eiser) en de gemachtigden van partijen.
1.5.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld nadere stukken aan te leveren ter onderbouwing van zijn stelling dat hij adequate maatregelen heeft genomen om nieuwe overtredingen te voorkomen.
1.6.
Op 14 november 2024 heeft eiser stukken overgelegd. Hierop heeft de minister gereageerd op 26 november 2024. De rechtbank heeft deze reactie in eerste instantie niet ontvangen. Na navraag door de rechtbank heeft de minister deze reactie nogmaals toegestuurd op 20 december 2024. Eiser heeft hierop gereageerd op 4 februari 2025.
1.7.
Nadat geen van partijen heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank op 12 maart 2025 het onderzoek gesloten. [1]

Totstandkoming van het besluit

2. In het kader van de ATW heeft een arbeidsinspecteur van de Inspectie Sociale zaken en werkgelegenheid op 27 oktober 2022 een inspectie uitgevoerd. Vervolgens is van de bevindingen tijdens deze inspectie op 17 april 2023 een boeterapport opgemaakt. Nadat de arbeidsinspecteur om nadere gegevens had gevraagd, is op 8 augustus 2023 een aanvullend boeterapport opgemaakt. De minister heeft op grond van deze boeterapporten met het primaire besluit een bestuurlijke boete aan eiser opgelegd. Deze boete is opgelegd vanwege overtredingen van het verbod op kinderarbeid zoals neergelegd in de ATW, omdat eiser kinderen jonger dan 16 jaar pizza’s heeft laten bezorgen en dit bovendien kind gevaarlijke werkzaamheden zijn. Uit de boeterapporten volgt dat in de periode van 29 september 2022 tot en met 26 oktober 2022 door zes werknemers jonger dan 16 jaar (kinderen) arbeid is verricht in strijd met de ATW. Deze arbeid bestond uit het zonder toezicht op een elektrische fiets, onder tijdsdruk, bezorgen van maaltijden. Ook werd tijdens de werkzaamheden contant afgerekend met klanten aan de deur, waardoor de kinderen blootgesteld werden aan het gevaar om te worden overvallen. Bovendien werd door deze kinderen regelmatig na 21:00 uur arbeid verricht. Deze werkzaamheden werden verricht door [medewerker 1] (geboren [geboortedatum 1] 2007, hierna [medewerker 1]), [medewerker 2] (geboren [geboortedatum 2] 2007, hierna [medewerker 2]), [medewerker 3] (geboren [geboortedatum 3] 2006, hierna [medewerker 3]), [medewerker 4] (geboren [geboortedatum 4] 2007, hierna [medewerker 4]), [medewerker 5] (geboren [geboortedatum 5] 2007, hierna [medewerker 5]) en [medewerker 6] (geboren op [geboortedatum 6] 2007, hierna [medewerker 6]). Volgens de minister heeft eiser er niet voor gezorgd dat een kind geen arbeid verrichtte, zoals bepaald in artikel 3:2, eerste lid, van de ATW. Het gaat om 59 overtredingen:
[medewerker 1]:
- 1 oktober 2022 van 11:59 uur tot 23:30 uur;
- 2 oktober 2022 van 11:59 uur tot 21:07 uur;
- 3 oktober 2022 van 14:08 uur tot 21:29 uur;
- 5 oktober 2022 van 16:38 uur tot 21:04 uur;
- 6 oktober 2022 van 14:12 uur tot 19:00 uur;
- 8 oktober 2022 van 12:12 uur tot 22:55 uur;
- 10 oktober 2022 van 14:06 uur tot 21:29 uur;
- 16 oktober 2022 van 12:03 uur tot 20:00 uur;
- 19 oktober 2022 van 13:46 uur tot 17:29 uur;
- 23 oktober 2022 van 16:56 uur tot 21:21 uur;
- 24 oktober 2022 van 16:46 uur tot 23:00 uur;
- 25 oktober 2022 van 13:58 uur tot 19:00 uur;
- 26 oktober 2022 van 14:14 uur tot 22:30 uur;
[medewerker 2]:
- 29 september 2022 van 17:06 uur tot 21:19 uur;
- 30 september 2022 van 17:07 uur tot 21:51 uur;
- 4 oktober 2022 van 17:13 uur tot 21:26 uur;
- 6 oktober 2022 van 14:30 uur tot 19:00 uur;
- 7 oktober 2022 van 17:18 uur tot 20:54 uur;
-11 oktober 2022 van 17:06 uur tot 19:32 uur;
- 13 oktober 2022 van 17:07 uur tot 21:30 uur;
- 14 oktober 2022 van 17:03 uur tot 21:00 uur;
[medewerker 3]:
- 29 september 2022 van 16:00 uur tot 19:42 uur;
- 30 september 2022 van 16:22 uur tot 21:55 uur;
- 1 oktober 2022 van 16:23 uur tot 22:02 uur;
- 2 oktober 2022 van 16:53 uur tot 21:08 uur;
- 4 oktober 2022 van 14:08 uur tot 21:09 uur;
- 6 oktober 2022 van 16:56 uur tot 19:00 uur;
- 8 oktober 2022 van 14:37 uur tot 21:21 uur;
-11 oktober 2022 van 16:50 uur tot 21:20 uur;
- 12 oktober 2022 van 17:00 uur tot 19:53 uur;
- 13 oktober 2022 van 15:42 uur tot 21:00 uur;
- 16 oktober 2022 van 16:28 uur tot 21:18 uur;
- 17 oktober 2022 van 17:10 uur tot 20:31 uur;
- 19 oktober 2022 van 13:55 uur tot 17:30 uur;
- 23 oktober 2022 van 13:59 uur tot 21:03 uur;
- 24 oktober 2022 van 16:39 uur tot 18:51 uur;
- 25 oktober 2022 van 14:55 uur tot 21:19 uur;
- 26 oktober 2022 van 16:45 uur tot 21:13 uur;
[medewerker 4]:
- 5 oktober 2022 van 17:33 uur tot 21:03 uur;
- 6 oktober 2022 van 14:12 uur tot 19:00 uur;
- 7 oktober 2022 van 16:52 uur tot 20:53 uur;
- 9 oktober 2022 van 12:00 uur tot 23:30 uur;
- 10 oktober 2022 van 14:06 uur tot 21:28 uur;
- 12 oktober 2022 van 16:21 uur tot 20:49 uur;
- 14 oktober 2022 van 15:45 uur tot 21:24 uur;
- 17 oktober 2022 van 17:10 uur tot 22:15 uur;
- 18 oktober 2022 van 17:18 uur tot 21:34 uur;
- 26 oktober 2022 van 16:47 uur tot 20:15 uur;
[medewerker 5]:
- 2 oktober 2022 van 16:54 uur tot 21:05 uur;
- 7 oktober 2022 van 16:18 uur tot 20:26 uur;
- 9 oktober 2022 van 17:22 uur tot 20:36 uur;
- 10 oktober 2022 van 14:06 uur tot 21:28 uur;
- 16 oktober 2022 van 16:25 uur tot 21:20 uur;
- 18 oktober 2022 van 16:23 uur tot 20:46 uur;
- 21 oktober 2022 van 16:27 uur tot 20:49 uur;
- 23 oktober 2022 van 16:56 uur tot 20:00 uur;
[medewerker 6]:
- 24 oktober 2022 van 16:46 uur tot 23:00 uur;
- 25 oktober 2022 van 13:58 uur tot 19:00 uur;
- 26 oktober 2022 van 14:14 uur tot 22:30 uur.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in deze procedure de vraag of de minister aan eiser een boete van in totaal € 132.750,- heeft mogen opleggen vanwege 59 overtredingen van de ATW. Voor de voor het beroep relevante wet- en regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
Het boeterapport
4. Eiser voert aan dat de minister de boete niet mag baseren op de boeterapporten (van 17 april 2023 en 8 augustus 2023). In het oorspronkelijke boeterapport stonden onjuistheden die in de aanloop naar het primaire besluit zijn gecorrigeerd. Zo stond eerst een overtreding van artikel 3:2, vierde lid, ATW en artikel 5:2, eerste lid onder d van de Nadere regeling kinderarbeid (NRK) vermeld. In het aanvullende boeterapport van 8 augustus 2023 wordt gesproken over een overtreding van art. 4:1, eerste lid, onder d van de NRK. De minister heeft nagelaten het juiste aantal werknemers te hanteren. In het boeterapport is uitgegaan van 54 of meer werknemers. In het bestreden besluit is dit hersteld naar het juiste aantal van 10-50 werknemers. Dit werknemersaantal heeft geleid tot een correctie van negen naar zes werknemers die een overtreding hebben begaan. Door al deze onjuistheden moet volgens eiser worden afgezien van boeteoplegging. Het oorspronkelijke boeterapport is onzorgvuldig en gebrekkig opgesteld. Door alle correcties is, ondanks het feit dat het juiste correcties betreft, ernstige twijfel ontstaan over de juistheid van het boeterapport.
4.1.
De rechtbank overweegt het volgende. Een bestuursorgaan (in dit geval de minister) mag in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend boeterapport, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het boeterapport weergeven. Als die bevindingen worden betwist, dan moet worden onderzocht of, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen, dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [2]
4.2.
De boeterapporten zijn op ambtseed opgemaakt en ondertekend door de arbeidsinspecteur van de Nederlandse Arbeidsinspectie. Uit het boeterapport van 17 april 2023 volgt dat de arbeidsinspecteur de arbeidstijdenregistratie van eiser heeft gebruikt om de werktijden van de kinderen vast te stellen. De arbeidsinspecteur heeft deze arbeidstijdenregistratie als uitgangspunt genomen. Eiser heeft niet betwist dat werknemers jonger dan 16 jaar in de betreffende periode op de tijden zoals deze blijken uit de arbeidstijdenregistratie als maaltijdbezorger hebben gewerkt.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich in redelijkheid mocht baseren op de bevindingen uit de boeterapporten van 17 april 2023 en 8 augustus 2023. De stelling van eiser dat door verschillende correcties ernstige twijfel bestaat over de inhoud van het boeterapport van 17 april 2023, leidt niet tot een ander oordeel. De correcties zijn ten gunste van eiser gemaakt. Hoewel enkele wijzigingen zijn aangebracht, leidt dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat in het geheel niet van de juistheid van het boeterapport mag worden uitgegaan. In afwijking van wat in het boeterapport van 17 april 2023 is vermeld, is de minister in het primaire besluit uitgegaan van een werkgever met meer dan 10, maar minder dan 50 werknemers in dienst. Dit heeft de minister op basis van de urenlijsten (die eiser heeft overgelegd) vastgesteld. Eiser heeft niet betwist dat dit werknemersaantal onjuist is. Het aantal werknemers (10 tot 50) heeft tot gevolg dat in het boeterapport niet negen, maar maximaal zes werknemers mogen worden opgenomen die een overtreding hebben begaan. Dit is bepaald in artikel 5, onder b, van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2013 (de Beleidsregel). Ook de geconstateerde overtredingen worden niet betwist, namelijk dat zes te jonge werknemers in een middelgroot bedrijf als fietskoerier werkzaamheden hebben verricht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de minister in redelijkheid het standpunt heeft mogen innemen dat mag worden uitgegaan van de overige bevindingen zoals weergegeven in het boeterapport van 17 april 2023.
De hoogte van de boete
5. Eiser betoogt dat de boete op nihil moet worden vastgesteld of met 50% moet worden gematigd. Volgens eiser maakt de Beleidsregel onvoldoende onderscheid naar de mate van verwijtbaarheid. [3] Op grond van het evenredigheidsbeginsel zou volgens eiser dit onderscheid of deze mate van differentiatie vereist zijn. De Beleidsregel is vergelijkbaar met de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2017, waarover de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [4] heeft geoordeeld dat in dat beleid onvoldoende onderscheid wordt gemaakt naar de mate van verwijtbaarheid. In de Beleidsregel is geen enkele bepaling terug te vinden die het de minister mogelijk maakt om de boetehoogte af te stemmen naar de mate van opzet, grove schuld, normale of verminderde verwijtbaarheid. Volgens eiser heeft de minister dan ook ten onrechte het standpunt ingenomen dat de Beleidsregel en de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2017 te veel van elkaar verschillen.
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de systematiek van de Beleidsregel een andere is dan die van de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2017. [5] De bevoegdheid om vanwege een overtreding van artikel 3:2 van de ATW (kinderarbeid) een bestuurlijke boete op te leggen, is een discretionaire bevoegdheid. De minister moet de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. De minister houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. [6] In het belang van de rechtseenheid en de rechtszekerheid hanteert de minister bij het aanwenden van de bevoegdheid de genoemde Beleidsregel. Volgens de Afdeling bevat de Beleidsregel in beginsel voldoende mogelijkheden tot differentiatie om een evenredige boete op te kunnen leggen. [7] De minister dient bij de toepassing van deze Beleidsregel in elk voorkomend geval te beoordelen of die toepassing strookt met de hiervoor bedoelde eisen die aan de aanwending van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete worden gesteld. Indien dat niet het geval is, dient de boete, in aanvulling op of in afwijking van de Beleidsregel, zodanig te worden vastgesteld dat het bedrag passend en geboden is. De rechter toetst zonder terughoudendheid of het bestreden besluit met betrekking tot de boete voldoet aan deze eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie. [8] Eisers beroepsgrond dat de boete om deze reden moet worden gematigd, slaagt dus niet.
7. Eiser betoogt verder dat matiging op zijn plaats is omdat de minister 59 boetes tegelijkertijd heeft opgelegd die tot boven de maximale boetehoogte cumuleren. Daar komt bij, aldus eiser, dat de maximale boete alleen mag worden opgelegd in het geval moedwillig meerdere ernstige overtredingen zijn begaan terwijl ook eerdere boetes zijn opgelegd.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de boete moet worden gematigd, omdat 59 boetes zijn opgelegd die samen het boetemaximum overschrijden. De minister is bevoegd om voor iedere overtreding één bestuurlijke boete op te leggen [9] . Aan die cumulatie stellen de wettelijke voorschriften en de Beleidsregel geen maximum. De wetgever heeft met de cumulatiebepaling [10] in de ATW beoogd om overtredingen per kind (werknemer), per feit en per dag vast te stellen. Volgens de Memorie van Toelichting bij deze bepaling wordt hiermee vermeden dat een werkgever met bijvoorbeeld één werknemer bij overtreding van de bestuursrechtelijke gesanctioneerde normen een even hoge boete krijgt als een werkgever waarvan tien werknemers de bestuursrechtelijke gesanctioneerde normen overtreden. Bovendien kan via deze cumulatiebepaling worden vermeden dat het niet naleven van de bestuursrechtelijke gesanctioneerde normen bijvoorbeeld meerdere malen achtereen als één overtreding wordt aangemerkt. [11] De wetgever heeft uitdrukkelijk oog gehad voor de situatie van cumulatie zoals in het onderhavige geval en heeft overwogen dat het ook in strijd is met het evenredigheidsbeginsel als een werkgever die veel overtredingen begaat, om die reden korting krijgt per overtreding. Het matigen van de boete zou dan immers het begaan van veel overtredingen belonen.
Het evenredigheidsbeginsel
9. Eiser betoogt dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Hij is een niet-malafide werkgever die door onoplettendheid de geldende regelgeving heeft overtreden. Om die reden moet worden afgezien van het opleggen van de maximale boete. Ten tijde van de besluitvorming was sprake van een startende onderneming. In deze periode heeft eisers broer de personeelszaken waargenomen, omdat eiser zelf ziek was.
Eiser heeft daarnaast meegewerkt aan het onderzoek van de arbeidsinspecteur en daarna maatregelen doorgevoerd waarmee de arbeidstijden strakker worden gemonitord. Eiser heeft de betreffende werknemers ontslagen of alternatief werk aangeboden. Daarnaast is het intern beleid beter kenbaar gemaakt aan werknemers: jongeren jonger dan 16 jaar mogen niet als koerier aan de slag. Daar komt bij dat de procedure bij indiensttreding is aangescherpt. Er wordt tijdens de sollicitatieprocedure onder meer gevraagd naar een kopie van een identiteitsbewijs. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een checklist die wordt ingevuld door een leidinggevende die het intakegesprek voert en beoordeelt welke werkzaamheden de nieuwe werknemer mag verrichten. Bij deze checklist wordt verwezen naar het werknemersreglement dat is bijgevoegd bij de checklist. De ritten van de bezorgers en het rooster worden daarnaast in een app geregistreerd waarin ook de leeftijd van de desbetreffende bezorger staat vermeld. Met de leidinggevenden wordt verder maandelijks gesproken over de procedure rondom indiensttreding.
Eiser betoogt verder dat de boete onevenredig belastend is, gelet op zijn financiële draagkracht. Met de minister is een betalingsregeling afgesproken om de boete te voldoen. Eiser heeft ook investeringen moeten uitstellen als gevolg van de boete. Gelet op deze omstandigheden is volgens eiser sprake van een onevenredig belastend besluit.
10. Voor zover eiser in het kader van de evenredigheid van de boete heeft betoogd dat hij een beginnend ondernemer was, is dit naar het oordeel van de rechtbank geen reden voor matiging van de boete. Ook van een beginnend ondernemer mag worden verwacht dat hij of zij de nodige kennis en informatie vergaart over alle wettelijke vereisten die van belang zijn voor de bedrijfsvoering van de onderneming. Daar komt bij dat de vervanging door zijn broer omdat hij ziek was eiser niet ontslaat van deze verantwoordelijkheid.
Eiser heeft aangevoerd meegewerkt te hebben aan het onderzoek door de arbeidsinspecteur. Het meewerken aan het onderzoek door de arbeidsinspectie geeft geen aanleiding om de boete te matigen. [12] Ten aanzien van eisers stelling dat hij maatregelen heeft genomen overweegt de rechtbank het volgende. Inspanningen die zijn verricht na de overtreding, ter voorkoming van verdere overtredingen, kunnen van betekenis zijn voor de beoordeling of de opgelegde boete evenredig is. Inspanningen achteraf kunnen alleen tot matiging leiden als deze adequaat zijn en uit eigen beweging en zo snel mogelijk zijn verricht. Inspanningen zijn adequaat als ze gericht zijn op het voorkomen van de concrete overtreding. [13] De rechtbank is op basis van de door eiser voorafgaand aan de zitting en de na afloop van de zitting overgelegde stukken en informatie van oordeel dat eiser een goed begin heeft gemaakt, toch kunnen de getroffen maatregelen niet gekwalificeerd worden als adequate maatregelen die na de overtreding zijn genomen. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser, gelet op het dossier, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze maatregelen direct na de geconstateerde overtreding en voorafgaand aan het primaire besluit heeft genomen (het vormvereiste). Zo is de door eiser beschreven werkwijze (leeftijdsregistratie in de app) voor het eerst in beroep ingebracht. Van de overige maatregelen heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat deze zo snel mogelijk na de overtreding zijn genomen. De minister heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat daarom niet is voldaan aan het vormvereiste.
Voor zover eiser aanvoert dat het bestreden besluit onevenredig nadelig uitpakt gelet op zijn financiële situatie, overweegt de rechtbank dat de door eiser gestelde omstandigheden niet maken dat het bestreden besluit onevenredig nadelig te noemen is.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank komt tot de slotsom dat de minister terecht een boete aan eiser heeft opgelegd vanwege overtredingen van de ATW. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
De rechter is verhinderd de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Arbeidstijdenwet
Artikel 1:2, eerste lid
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder kind: een persoon jonger dan 16 jaar.
Artikel 3:1
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder verantwoordelijke persoon:
a. de werkgever;
b. een ieder, die over een kind het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent of in wiens huishouding een kind is opgenomen.
Artikel 3:2
1. De verantwoordelijke persoon zorgt er voor, dat een kind geen arbeid verricht.
2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van het verrichten van
a. arbeid in het kader van een alternatieve sanctie door een kind van 12 jaar of ouder, voor zover deze arbeid niet wordt verricht gedurende de schooltijd;
b. niet-industriële arbeid van lichte aard door een kind van 13 jaar of ouder
1° voor zover deze arbeid niet wordt verricht gedurende de schooltijd, of
2° in het kader van een maatschappelijke stage als bedoeld in artikel 2.32 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
c. arbeid van lichte aard door een kind van 14 jaar of ouder voor zover deze arbeid verricht wordt naast en in samenhang met het onderwijs;
d. arbeid bestaande uit het bezorgen van ochtendkranten door een kind van 15 jaar, voor zover deze arbeid niet wordt verricht gedurende de schooltijd.
3. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot het tweede lid.
4. De verantwoordelijke persoon leeft de nadere regels, bedoeld in het derde lid na.
Artikel 10:1, eerste lid
Als overtreding wordt aangemerkt het niet naleven van de artikelen 3:2, eerste en vierde lid […].
Artikel 10:5, eerste lid
Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar legt de bestuurlijke boete op aan de natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet en de daarop berustende bepalingen, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als overtreding.
Artikel 10:5, derde lid
De ter zake van deze wet en de daarop berustende bepalingen gestelde overtredingen gelden ten opzichte van elke persoon, met of ten aanzien van wie de overtreding is begaan, en met betrekking tot elke dag in de loop waarvan deze overtreding is begaan.
Artikel 10:7, zesde lid
Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld. […] Artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een artikel gesteld bij of krachtens de wet op grond waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, niet is nageleefd.
Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2013
Artikel 1. (Berekening van de bestuurlijke boete
)
1. Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet wordt voor alle overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de 'Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet' die als bijlage 1 bij deze beleidsregel is gevoegd.
2. Bij de toepassing hiervan wordt onderscheid gemaakt tussen:
a. overtredingen waarvoor eerst een waarschuwing wordt gegeven of een eis wordt gesteld en pas in tweede instantie, nadat nogmaals is geconstateerd dat dezelfde of een soortgelijke wettelijke verplichting niet is nageleefd of dat de desbetreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot het opleggen van een bestuurlijke boete;
b. overtredingen waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd, die zijn opgenomen in de ‘Lijst overtredingen waarvoor direct een boete wordt opgelegd’, die als bijlage 2 bij deze beleidsregel is gevoegd.
Artikel 2. (Correctie aantal werknemers)
1. De in bijlage 1 genoemde boetenormbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes voor een werkgever die 50 of meer, maar minder dan 100 werknemers in dienst heeft (middelgroot bedrijf).
2. Voor de werkgever die een van het eerste lid afwijkend aantal werknemers in dienst heeft, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes:
a. 0,5 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die minder dan 10 werknemers in dienst heeft (kleinbedrijf);
b. 0,75 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die 10 of meer, maar minder dan 50 werknemers in dienst heeft (middenbedrijf);
c. 1,5 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die 100 of meer werknemers in dienst heeft (grootbedrijf).
3. Een al dan niet op het aantal werknemers dat in dienst is van de werkgever gecorrigeerd normbedrag, is het uitgangsbedrag voor de eventuele verdere berekening van de bestuurlijke boete.
Artikel 5. (Maximum aantal werknemers)
1. Het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal werknemers ter zake waarvan één of meer overtredingen is vastgesteld, bedraagt, afhankelijk van het aantal werknemers dat bij de betreffende werkgever in dienst is:
a.3 (kleinbedrijf),
b.6 (middenbedrijf),
c.9 (middelgroot bedrijf),
d.12 (grootbedrijf).
Artikel 6. (Correctie overtreding waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd
)
Het op grond van voorgaande artikelen bepaalde boetebedrag wordt met anderhalf vermenigvuldigd, indien er sprake is van een overtreding waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd zoals genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel.
Artikel 7. (Cumulatie bestuurlijke boetes)
De totale bij een boetebeschikking op te leggen bestuurlijke boete bestaat, in geval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Bijlage 1
bij de Beleidsregel
Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet
Onderwerp Boetenormbedrag
* Kinderarbeid ○ Het verbod van kinderarbeid; € 2.000,–
Bijlage 2
bij de Beleidsregel
De lijst met overtredingen waarvoor direct een boete wordt gegeven
[…]
c. Indien er bij het niet naleven van art. 3:2 van de Arbeidstijdenwet sprake is van een voor een kind gevaarlijke situatie.
[…]
Toelichting bij bijlage 2
Kinderarbeid
Indien de inspecteur constateert dat een kind niet-toegestane arbeid verricht, is dit een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd, wanneer ook aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
a. er is sprake van een voor een kind gevaarlijke situatie; of,
b. het kind heeft onvoldoende gerust, werkt laat of werk te lang zoals omschreven in bijlage 2.
c. er is geen ontheffing verleend voor artistieke arbeid, of er wordt niet voldaan aan de voorwaarden daaraan in de ontheffing.
Nadere regeling kinderarbeid
Artikel 1:1, tweede lid
Geen arbeid van lichte aard is in ieder geval arbeid waarbij:
[..]
b. met maatregelen als bedoeld in artikel 2.15 van het Arbeidsomstandighedenbesluit blootstelling aan psychosociale arbeidsbelasting als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet niet kan worden voorkomen of beperkt;
c. door een kind kassawerkzaamheden worden verricht;
[..]
Artikel 1:1, derde lid
Onacceptabele veiligheidsrisico's voor een kind of zijn omgeving zijn in ieder geval aanwezig bij werkzaamheden:
waarbij door het kind zelfstandig en op commerciële basis maaltijden worden bezorgd waarbij sprake is van deelname aan het verkeer met behulp van een voertuig.
Artikel 4:1, eerste lid
Indien een kind van 13 of 14 jaar tijdens een schoolweek niet-industriële hulparbeid van lichte aard verricht, niet zijnde een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:
[…]
d. niet langer arbeid verricht dan 12 uren, waarvan ten hoogste 7 uren per dag;
[…]

Voetnoten

1.Met toepassing van de artikelen 8:64, vijfde lid en 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:913, r.o. 6.3.
3.Eiser verwijst hierbij naar ECLI:NL:RVS:2022:1973.
4.Zie noot 2.
5.Vergelijk voor de ATW en de Wet minimumloon en vakantiebijslag ECLI:NL:RVS:2024:4173.
6.Zie ook de artikelen 3:4 en 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.Zie ECLI:NL:RVS:2017:501, r.o. 5.2.
8.Zie o.a. ECLI:NL:RVS:2015:3747, r.o. 5.2 en ECLI:NL:RVS:2019:1814, r.o. 4.2.
9.Op grond van artikel 10:5, derde lid, van de ATW en artikel 7 van de Beleidsregel.
10.Artikel 10:5, derde lid, van de ATW.
11.Memorie van Toelichting, Wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee samenhangende bepalingen (Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet),
12.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2024:4173, r.o. 9.8.
13.ECLI:NL:RVS:2021:1114, r.o. 6.7.