1.1Maatstaf van heffing:
Maatstaf van heffing zijn de totale bouwkosten van de zaak waarop de aanvraag om een vergunning betrekking heeft.
De totale bouwkosten worden berekend volgens de NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indelingen) en hierop gebaseerde kengetallen en ramingsprogramma’s.
NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indelingen), en de gebruikte kengetallen en ramingsprogramma’s alsmede de Richtlijnen Bouwleges van de gemeente Rotterdam liggen voor een ieder ter inzage ten kantore van de Afdeling Bouw- en woningtoezicht van het Cluster Stadsontwikkeling, kantoorhoudend aan de Wilhelminakade 179 3072 AP te Rotterdam.
In de NEN 2699 staat onder meer:
De volgende documenten waarnaar is verwezen zijn onmisbaar voor de toepassing van dit document. Bij gedateerde verwijzingen is alleen de aangehaalde versie van toepassing. Bij ongedateerde verwijzingen is de laatste versie van het document (met inbegrip van wijzigings- en correctiebladen) waarnaar is verwezen van toepassing.
NEN 2580 Oppervlakten en inhouden van gebouwen — Termen, definities en bepalingsmethoden
(..)
3.14
brutovloeroppervlakte
BVO
oppervlakte bepaald volgens NEN 2580
(..)
3.37
nettovloeroppervlakte
NVO
oppervlakte bepaald volgens NEN 2580
Voor het overige komt de NEN 2580 niet terug in de NEN 2699.
10. De rechtbank stelt vast dat de NEN 2580 niet overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet is gepubliceerd, noch is deze ter inzage gelegd. Daarom is niet voldaan aan de kenbaarheidsvereisten. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar verklaard dat de NEN 2580 op internet is te vinden, maar de rechtbank constateert dat deze daar niet vrij toegankelijk is. Het is alleen mogelijk deze tegen betaling te bestellen.
11. De rechtbank is tevens van oordeel dat de NEN 2580 in dit geval essentieel is voor de berekening van de heffingsmaatstaf. Daartoe acht zij redengevend dat in de NEN 2699 staat dat de NEN 2580 onmisbaar is voor de toepassing daarvan.
Ter zitting heeft de heffingsambtenaar betoogd dat er bijna nooit een discussie is over de oppervlakte van gebouwen en dergelijke. Bij de kostenbepaling is de NEN 2580 niet van belang, aldus de heffingsambtenaar. Dit is evenwel onvoldoende voor een ander oordeel, omdat bij de heffingsmaatstafde oppervlakte van gebouwen essentieel is. Voor een belanghebbende moet controleerbaar zijn of de door hem opgegeven bruto of netto vloeroppervlakte overeenkomt met de uitleg van de Verordening.En voor de bepaling van vloeroppervlakte geldt de NEN 2580.
12. Ter zitting was er tussen partijen discussie of voldoende duidelijk is geweest waar de NEN 2699 ter inzage lag. Daargelaten dat dit geen betrekking heeft op de NEN 2580, is het zo dat een belanghebbende vanaf aanvang moet kunnen afleiden hoe hoog een belastingschuld zal zijn. Het pas in bezwaar of ter zitting ter beschikking stellen van een NEN norm, is onvoldoende. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen, moet de belasting
verordeningalle essentialia bevatten waaruit de belastingschuldige de omvang van zijn belastingschuld kan afleiden.
13 . Het voorgaande leidt ertoe dat de Verordening in dit geval onverbindend moet worden geacht, omdat niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan.
14. Dit betekent dat het beroep gegrond is en de uitspraak op bezwaar en de aanslag moeten worden vernietigd. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden van eiser geen bespreking meer.
15. Eiser heeft verder ter zitting verzocht tot toekenning van immateriële schadevergoeding, omdat de procedure onredelijk lang heeft geduurd.
16. Het is vaste rechtspraakdat, behoudens bijzondere omstandigheden, de redelijke termijn is overschreden wanneer de rechtbank niet binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen uitspraak doet, waarbij de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar mag duren.
17. De redelijke termijn is aangevangen op de dag van ontvangst van het bezwaarschrift door de heffingsambtenaar, dat is 27 april 2022. Op de datum van deze uitspraak is de termijn met (afgerond) vijftien maanden overschreden.
18. De hoogte van de schadevergoeding is € 500,- per half jaar, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Omdat de redelijke termijn met vijftien maanden is overschreden, heeft eiser recht op een schadevergoeding van € 1.500,-.
19. De bezwaarfase mocht zes maanden duren. De uitspraak op bezwaar is van 18 september 2023, dat is (afgerond) zeventien maanden na ontvangst van het bezwaarschrift. De termijn voor de bezwaarfase is daarmee met elf maanden overschreden. Het restant van de overschrijding wordt toegerekend aan de Staat.
20. De heffingsambtenaar moet daarom 11/15 deel van de schadevergoeding (€ 1.100,-) aan eiser betalen en de Staat het resterende 4/15 deel (€ 400,-).